ECLI:NL:RBZWB:2024:1845

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
10673762 \ CV EXPL 23-3379
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling van facturen voor taalonderwijs en de inhoud van de overeenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde]. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 1.161,34, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van een overeenkomst voor taalonderwijs die zij met [gedaagde] had gesloten. De eiseres stelde dat [gedaagde] tekort was geschoten in haar betalingsverplichtingen, aangezien zij een factuur van € 990,00 voor online taalonderwijs niet had betaald. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat zij al een bedrag van € 1.340,00 had betaald voor privélessen en dat er geen overeenkomst was voor de online lessen.

De procedure begon met een dagvaarding op 14 augustus 2023, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter oordeelde dat partijen inderdaad een overeenkomst voor taalonderwijs hadden gesloten, maar dat er onduidelijkheid bestond over de exacte inhoud en de kosten van deze overeenkomst. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde nog een bedrag van € 815,00 verschuldigd was aan de eiseres, na betaling van een eerder bedrag van € 1.340,00. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

De kantonrechter oordeelde dat de eiseres de facturen onjuist had opgesteld, wat bijdroeg aan de verwarring over de verschuldigde bedragen. De eiseres had de kosten voor administratie en lesmateriaal dubbel in rekening gebracht, wat leidde tot een onjuiste facturering. De rechter wees de vordering van de eiseres toe tot het bedrag van € 937,25, inclusief rente en kosten, en veroordeelde de gedaagde in de proceskosten van € 767,34. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10673762 \ CV EXPL 23-3379
Vonnis van 13 maart 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: AGIN Timmermans,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: Rechtswinkel Tilburg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 augustus 2023 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • de conclusie van repliek,
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben met elkaar een overeenkomst gesloten voor taalonderwijs ten behoeve van de inburgering van [gedaagde] .
2.2.
[gedaagde] heeft een inschrijfformulier getekend op 2 december 2022. Op pagina 1 heeft [gedaagde] gegevens ingevuld. Hier staat onder meer:
“5. Hoofdzakelijk nodig voor: werk (…) verder studie (…)
9. Uw startniveau: (zie Europees Referentiekader) middenniveau
10. Heeft u al een inburgeringsexamen gedaan? Zo ja, welke? A1 in Tunesië”.
Op pagina 2 van het inschrijfformulier staan verschillende lespakketten weergegeven. Bij één van die pakketten is op het formulier een vakje aangekruist. Het gaat om de onderstaande tekst:
“D2 Combipakket (met docent) + Zelfstudie pakket
20
20 uur individueel met docent Zelfstudiepakket (onbeperkt) op school. Totaal 1980,-
Extra interactieve oefeningen en testen.
(CONTROLE DOCENT)”
Achter de omschrijving van het zelfstudiepakket is handmatig “
60 uur” bijgeschreven.
Rechts onderaan pagina 2 van het inschrijfformulier staat:
“Administratiekosten € 50,-
Lesmateriaal NTI € 95,- / NT2 125,-”.
2.3.
[eiseres] heeft een factuur op gesteld met factuurdatum 16 januari 2023, [factuurnummer 1] en met een totaalbedrag van € 1.340,00. Op de factuur staat:
“Omschrijving Lessen Uren Tarief Totaal
Privéles 12 23,54 € 49,50/uur € 1165
Lesmateriaal en administratiekosten (lesboeken, toetsen, ontwikkeld materiaal door docent , handouts en tussentijdse toetsen) € 175,00
Totaal factuur € 1340,00”
Deze factuur heeft [gedaagde] betaald.
2.4.
[eiseres] heeft een factuur opgesteld met factuurdatum 16 januari 2023, [factuurnummer 2] en met een totaalbedrag van € 990,00. Op de factuur staat:
“Omschrijving Lessen Uren Tarief Totaal
Online 20 60,00 € 16,50 / uur € 990,00”.
Deze factuur heeft [gedaagde] niet betaald.
2.5.
Op 6 april 2023 heeft de partner van [gedaagde] een e-mailbericht verzonden aan [eiseres] met daarin:
“Mijn vrouw [gedaagde] heeft een cursus gehad bij [eiseres] talen institut van 9 January tot 6 February 2023 wij heben al afgesproken Dat de cursus is voor nt2 en Dat kost €1380 wij heben nog niet eens een kontrakt getekend en mijn vrouw is begonen maar blijkt Dat een cursus A2 dus heeft mijn vrouw niet mee opgeschoten ik vind Dat wij zijn opgelicht door deze taal instituut na Dat mijn vrouw klaar met de cursus en wij zijn al achter gekomen Dat een oplichters en mij vrouw Wil niet meer verder gaan op deze taal instituut heeft deze school onze een rekening van 990 euro gestuurt om onze meer optelichten ik Ben niet mee eens en Wil ik deze taal instituut juridisch vervolgen voor oplichterij.”.
2.6.
[eiseres] heeft twee cursusovereenkomsten opgesteld met dagtekening van 8 december 2022. Deze overeenkomsten zijn alleen door [eiseres] ondertekend. In de ene cursusovereenkomst staat:
“Artikel 4 Kosten en facturatie
4.1
Het uurtarief voor de cursus is: € 49,50. Het aantal cursusuren is: 20.
Het bedrag aan lesmateriaal voor de cursus is: € 125,00 (lesboeken, toetsen, ontwikkeld materiaal door docent, handouts, eventuele bruikleen laptop en tussentijdse toetsen) + € 50,00 administratiekosten.
De totale kosten voor de cursus zoals overeengekomen in deze overeenkomst zijn: € 1165.00”.
In de andere cursusovereenkomst staat:
“Artikel 4 Kosten en facturatie
4.1
Het uurtarief voor de cursus is: € 16,50. Het aantal cursusuren is: 60.
Het bedrag aan lesmateriaal voor de cursus is: € 0,00 (lesboeken, toetsen, ontwikkeld materiaal door docent, handouts, eventuele bruikleen laptop en tussentijdse toetsen).
De totale kosten voor de cursus zoals overeengekomen in deze overeenkomst zijn: € 990,00”.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.161,34, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 990,00 vanaf 9 augustus 2023 en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting uit de overeenkomst. [eiseres] stelt dat partijen een overeenkomst voor taalonderwijs zijn aangegaan ten behoeve van de inburgering van [gedaagde] . De deelfactuur voor 12 privélessen heeft [gedaagde] al betaald, maar de andere deelfactuur van 60 online cursusuren nog niet. [eiseres] vordert daarom in deze procedure betaling daarvan, vermeerderd met rente en kosten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde] erkent dat partijen een overeenkomst zijn aangegaan voor 20 uur taallessen met een docent, maar zij betwist dat zij nog iets aan [eiseres] moet betalen. Zij voert aan dat zij voor de individuele taallessen met een docent al een bedrag van € 1.340,00 heeft betaald. [gedaagde] betwist dat partijen een overeenkomst hebben gesloten voor 60 uren online taalonderwijs voor een bedrag van € 990,00. Op het inschrijfformulier dat bij de dagvaarding is overgelegd staat wel met de hand bijgeschreven dat het om 60 uur zou gaan, maar dat stond er niet toen zij het formulier ondertekende. Daarom is zij de factuur [factuurnummer 2] niet verschuldigd. De schriftelijke overeenkomsten die [eiseres] hiervoor heeft aangeboden, heeft [gedaagde] niet getekend en zijn dus niet overeengekomen. Verder voert [gedaagde] aan dat zij duidelijk heeft aangegeven dat zij een cursus op NT2-niveau wilde doen, maar de cursus die [eiseres] gaf bleek op A2 niveau te zijn en hierover was [gedaagde] erg teleurgesteld.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het er over eens dat zij een overeenkomst hebben gesloten voor het volgen van taalonderwijs. Waar ze het niet over eens zijn is welke lessen precies onderdeel zijn van de overeenkomst, hoeveel [gedaagde] hiervoor moet betalen en welk taalniveau er is afgesproken.
Wat zijn partijen overeengekomen?
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde] een inschrijfformulier heeft ingevuld bij het aangaan van de overeenkomst. Uit dit inschrijfformulier volgt dat er gekozen is voor een “Combipakket (met docent) + Zelfstudie pakket”. Dat “20 uur individueel met docent” onderdeel is van de overeenkomst staat tussen partijen vast. Bij dat specifieke taalpakket staat immers een vakje aangekruist op het inschrijfformulier en [gedaagde] betwist niet dat zij dat kruisje heeft gezet.
4.3.
[eiseres] stelt vervolgens dat het zelfstudiepakket ook onderdeel is van de overeenkomst, maar volgens [gedaagde] is dat niet overeengekomen. De kantonrechter is van oordeel dat uit het inschrijfformulier volgt dat het zelfstudiepakket ook onderdeel is van de overeenkomst. Er is immers sprake van een “combipakket”, waarbij direct achter “20 uur individueel met een docent” het “Zelfstudiepakket” staat vermeld. In het licht hiervan had [gedaagde] haar betwisting, dat zij alleen 20 uur individueel taalonderwijs is overeengekomen, nader moeten onderbouwen nu dit verder nergens uit blijkt. [gedaagde] heeft vervolgens ook betwist dat er ‘online’ taalonderwijs van 60 uur is afgesproken omdat dat volgens haar later met de hand is bijgeschreven, maar de kantonrechter is van oordeel dat het antwoord op de vraag uit hoeveel uren het zelfstudiepakket precies bestaat en of dit online taalonderwijs is verder in het midden kan worden gelaten. Voor het specifieke combipakket staat op het inschrijfformulier immers een totaalprijs weergegeven van € 1.980,00. Verder volgt uit het inschrijfformulier (vermelding rechts onderaan op pagina 2) dat er nog kosten bij komen, zoals € 50,00 administratiekosten en € 125,00 voor lesmateriaal. De kantonrechter verwerpt hiermee het verweer van [gedaagde] dat zij slechts een bedrag van € 1.340,00 (zijnde het bedrag van factuur [factuurnummer 1]) verschuldigd is, nu zij dit verder ook niet heeft onderbouwd. Gelet op het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat partijen een overeenkomst zijn aangegaan voor taalonderwijs voor een bedrag van € 1.980,00. Inclusief administratiekosten en lesmateriaal is dat in totaal een bedrag van € 2.155,00.
Hoeveel moet [gedaagde] betalen?
4.4.
[eiseres] heeft twee verschillende facturen gestuurd aan [gedaagde] . Het is de kantonrechter gebleken dat de bedragen op die facturen gebaseerd zijn op het inschrijfformulier en de twee overeenkomsten die [eiseres] hiervoor heeft opgesteld. Hoewel [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij deze overeenkomsten niet heeft ondertekend en zij hiermee dus niet akkoord is gegaan, is de kantonrechter van oordeel dat deze overeenkomsten wel weergeven wat partijen op grond van het inschrijfformulier zijn overeengekomen. De kantonrechter zal dit hierna uitleggen.
4.5.
In één van de opgestelde overeenkomsten gaat [eiseres] uit van een uurtarief van € 49,50 x 20 cursusuren en dat komt uit op een bedrag van € 990,00. Daar bij opgeteld € 50,00 aan administratiekosten en € 125,00 aan lesmateriaal is dat in totaal een bedrag van € 1.165,00. In de andere overeenkomst wordt gerekend met een uurtarief van € 16,50 x 60 cursusuren. Dit komt uit op een totaalbedrag van € 990,00. De bedragen van de overeenkomsten komen opgeteld overeen met de bedragen uit het inschrijfformulier, namelijk € 990,00 + € 990,00 = € 1980,00. Met daarbij opgeteld de kosten voor administratie en lesmateriaal van € 175,00 is dat € 2.155,00.
4.6.
Dat er tussen partijen onduidelijkheid bestaat over de verschuldigde bedragen heeft naar het oordeel van de kantonrechter te maken met de facturen die [eiseres] heeft opgesteld. Op de eerste factuur van [factuurnummer 1] heeft [eiseres] namelijk een bedrag van € 1.340,00 in rekening gebracht. Dit bestaat uit € 1.165,00 én een bedrag van €175,00, maar aangezien de administratiekosten en kosten voor het lesmateriaal al in het bedrag van € 1.165,00 zijn inbegrepen, heeft [eiseres] deze kosten hiermee dubbel in rekening gebracht. Dat deze berekening van [eiseres] onjuist is blijkt bovendien ook uit het aantal uren dat op de factuur staat: 23,54 uur in plaats van de overeengekomen 20 uur. De kantonrechter is van oordeel dat factuur [factuurnummer 1] eigenlijk een bedrag van € 1.165,00 (€ 990,00 + € 175,00) had moeten hebben. De factuur [factuurnummer 2] met een bedrag van € 990,00 sluit in dat geval ook aan bij de totaalprijs die partijen zijn overeengekomen: € 1.165,00 + € 990,00 = € 2.155,00.
4.7.
Gelet op het voorgaande concludeert de kantonrechter dat partijen een overeenkomst hebben gesloten voor in totaal een bedrag van € 2.155,00. Nu er reeds € 1.340,00 in rekening is gebracht en door [gedaagde] is betaald, is [gedaagde] in totaal nog een bedrag van € 815,00 verschuldigd aan [eiseres] . De kantonrechter zal de vordering tot betaling dan ook toewijzen tot dit bedrag en de vordering voor het overige afwijzen. De hierover gevorderde wettelijke rente acht de kantonrechter gelet op het betalingsverzuim van [gedaagde] ook toewijsbaar. Nu [eiseres] in haar vordering bij dagvaarding nog is uitgegaan van een onjuist bedrag waarover wettelijke rente is berekend, zal de kantonrechter de wettelijke rente over € 815,00 toewijzen vanaf de dag van dagvaarding.
4.8.
[eiseres] vordert ook vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [eiseres] heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is te hoog omdat het is berekend over de hoofdsom die gedeeltelijk wordt afgewezen. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief over de toegewezen hoofdsom. In dit geval is dat een bedrag van € 122,25.
Het juiste taalniveau
4.9.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiseres] de cursus niet op het juiste taalniveau van NT2 heeft aangeboden, maar op het niveau A2. Voor zover [gedaagde] met dit verweer bedoeld heeft te zeggen dat sprake is van een tekortkoming van [eiseres] in het nakomen van de overeenkomst, oordeelt de kantonrechter dat [gedaagde] deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. De kantonrechter is van oordeel dat nergens uit blijkt dat partijen niveau NT2 zijn overeengekomen. Uit het inschrijfformulier volgt slechts dat [gedaagde] A1 niveau heeft en dat het startniveau “middenniveau” is. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] ook voldoende gemotiveerd weersproken dat zij niet het juiste taalniveau heeft aangeboden. Hiertoe heeft [eiseres] aangevoerd dat er een uitgebreide intake is geweest, dat alles op maat wordt gemaakt en dat het een logisch vervolg is dat [gedaagde] na A1 niveau verder gaat met het opvolgende A2 niveau. Tot slot overweegt de kantonrechter dat, voor zover een eventuele tekortkoming al vast zou komen te staan, [gedaagde] hier vervolgens geen juridische gevolgen aan heeft verbonden. Alles wat partijen hierover verder nog hebben aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
4.10.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
815,00
- buitengerechtelijke incassokosten
122,25
+
Totaal
937,25
4.11.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
322,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2,00 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
767,34

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 937,25, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 815,00, met ingang van 14 augustus 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 767,34, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.