ECLI:NL:RBZWB:2024:1849

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
C/02/415011 / JE RK 23-1827
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding verzoek bekrachtiging schriftelijke aanwijzing en afwijzing verzoek machtiging tot uithuisplaatsing

Op 11 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing en een verzoek om machtiging tot uithuisplaatsing. De GI had eerder een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de moeder van [minderjarige], die betrekking had op de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 maart 2024 trok de GI het verzoek om machtiging tot uithuisplaatsing in, maar vroeg om aanhouding van het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de situatie van [minderjarige] en de samenwerking tussen de moeder en de GI. De kinderrechter heeft besloten het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing aan te houden voor de duur van vier maanden, met de opdracht aan de GI om voor die tijd te rapporteren over de voortgang. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de moeder en [minderjarige] zich aan de voorwaarden houden die eerder zijn gesteld, om zo de situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er nieuwe jeugdbeschermers zullen worden aangesteld om de samenwerking te verbeteren en het vertrouwen te herstellen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummers: C/02/415011 / JE RK 23-1827 (
bekrachtiging schriftelijke aanwijzing)
C/02/419651 / JE RK 24-373 (
machtiging tot uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 11 maart 2024
(Nadere) beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam Zuidoost,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. S. van Steenberge te Terneuzen.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
In de zaak met kenmerk 23-1827
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 11 december 2023, met daarin alle genoemde en vermelde stukken;
- de briefrapportage van de GI van 19 januari 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 19 februari 2024.
In de zaak met kenmerk 24-373
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 28 februari 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 29 februari 2024;
- de e-mail van mr. S. van Steenberge van 6 maart 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 6 maart 2024;
- het e-mailbericht van mr. S. van Steenberge van 8 maart 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 8 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] , die door de kinderrechter is gehoord;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 12 juli 2022 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 11 juli 2022 en tot 25 juli 2022 en is een machtiging tot uithuisplaatsing voor [minderjarige] verleend met ingang van 11 juli 2022 en tot 25 juli 2022. Beide maatregelen zijn daarna verlengd tot 11 oktober 2022.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 28 september 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld en is een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 28 september 2022 en tot 28 september 2023. Beide maatregelen zijn laatstelijk verlengd tot 28 september 2024.
2.4.
De GI heeft op 25 augustus 2023 aan de moeder (de ouder met gezag) en [minderjarige] (de minderjarige van 12 jaar of ouder) een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Hierin is het volgende opgenomen:
-
[minderjarige] en moeder reageren op berichten vanuit de hulpverlening, [zorglocatie] en de GI. Wanneer er door [zorglocatie] of de GI gebeld wordt, verwacht de GI dat moeder en [minderjarige] de telefoon opnemen met uitzondering wanneer [minderjarige] of moeder aan het werk zijn of wanneer [minderjarige] op school zit.
-
[minderjarige] en moeder vertellen de waarheid over waar [minderjarige] is.
-
[minderjarige] en moeder werken mee aan de hulpverlening.
-
[minderjarige] komt de gemaakte afspraken met [ambulante begeleiding] na.
-
Moeder laat de hulpverlening van [GGZ-zorg] en [ambulante begeleiding] binnen.
-
Tijdens de vooraf afgesproken omgangsmomenten tussen [minderjarige] en moeder zijn beide aanwezig.
-
[minderjarige] en moeder houden zich aan de vooraf afgesproken omgangsregeling. Indien [minderjarige] of moeder wijzigingen willen in tijd of dag dient dit vooraf afgesproken te worden met de GI.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van 11 december 2023 is de beslissing ten aanzien van het verzoek van de GI om de schriftelijke aanwijzing (naar de kinderrechter begrijpt: van 25 augustus 2023) te bekrachtigingen onder de zes voorwaarden zoals genoemd in die beschikking aangehouden voor de duur van uiterlijk drie maanden, waarbij de GI is verzocht om voor 8 maart 2024, en zoveel eerder als de GI dat nodig vindt, te rapporteren over de stand van zaken en of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
2.6.
[minderjarige] woont op grond van die beschikking sinds 11 december 2023 bij de moeder.

3.Het verzoek

In de zaak met kenmerk 23-1827

3.1.
De GI verzoekt op grond van 1:263, derde lid, BW de schriftelijke aanwijzing (naar de kinderrechter begrijpt: van 25 augustus 2023) te bekrachtigen.
In de zaak met kenmerk 24-373
3.2.
De GI verzoekt, met uitvoerbaar bij voorraadverklaring, op grond van artikel 1:265b, eerste lid, BW een machtiging te verlenen om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling tot 28 september 2024.
De GI heeft dit verzoek tijdens de mondelinge behandeling van 11 maart 2024 ingetrokken.

4.De standpunten

4.1.
Uit de nadere informatie van de GI volgt dat de moeder en [minderjarige] tot een week na de mondelinge behandeling van 11 december 2023 duidelijk gemotiveerd waren om zich aan de zes voorwaarden van de kinderrechter te houden. Die motivatie hebben zij niet lang kunnen volhouden. De zorgen zijn in de afgelopen periode juist groter geworden. Er is opnieuw een situatie ontstaan waarbij er weinig tot geen contact met de moeder en [minderjarige] mogelijk was. Als gevolg daarvan heeft de GI geen zicht op de moeder en [minderjarige] verkregen. Dit maakt dat ook niet kon worden bekeken of zij de voorwaarden voor de thuisplaatsing aan het naleven waren. Ook zijn er opnieuw zorgen over de schoolgang van [minderjarige] . Zij houdt zich niet aan het opbouwschema en het lukt de moeder onvoldoende om [minderjarige] te stimuleren om naar school te gaan. Daarbij komt dat het gedrag van het zusje van [minderjarige] problematisch is. Zij denkt ook terug naar huis te mogen als zij zich zoals [minderjarige] gaat gedragen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI het verzoek machtiging tot uithuisplaatsing ingetrokken. Wat betreft het verzoek bekrachtiging schriftelijke aanwijzing heeft de GI verzocht om het verzoek aan te houden. Het is namelijk belangrijk dat de zes voorwaarden voor de thuisplaatsing van [minderjarige] , die in de beschikking van 11 december 2023 zijn opgenomen, nog steeds voor de moeder en [minderjarige] gelden. De GI erkent dat er sprake is van een repeterende breuk. De situatie die in de afgelopen anderhalf jaar is ontstaan, is een situatie die niemand wil. Er is teveel wantrouwen. De GI wil daarom de situatie doorbreken. Om dat te doen, moet de GI het compleet anders doen. Om rust en een nieuwe start te creëren, trekt de GI het verzoek machtiging uithuisplaatsing in en zullen er vanaf volgende week twee nieuwe jeugdbeschermers in het gezin starten. Zij zullen er alles aan doen om het vertrouwen te herstellen en ervoor te zorgen dat de moeder en [minderjarige] niet in een vicieuze cirkel terecht komen. Wat er precies gaat veranderen, kunnen de aanwezige jeugdbeschermers niet toelichten. Zij willen de nieuwe jeugdbeschermers immers niet beïnvloeden in wat er anders moet. Het is juist van belang dat er echt een nieuwe start komt.
4.2.
De Raad erkent dat de druk van een mogelijke uithuisplaatsing belastend is voor zowel de moeder als [minderjarige] . Het is een belemmering in de ontwikkeling van [minderjarige] . Daarom vindt de Raad het positief om te horen dat de GI heeft besloten om een compleet andere koers te gaan varen. Hierbij is het belangrijk dat de moeder en [minderjarige] gaan samenwerken met de hulpverlening en dat de hulpverlening zich ook proactief gaat opstellen.
4.3.
Tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige] aangegeven dat het goed met haar gaat. Op school gaat het redelijk. [minderjarige] heeft een paar uurtjes gemist. Dat komt door de steeds terugkomende dreiging dat zij mogelijk uit huis wordt geplaatst. Dat zorgt voor stress bij [minderjarige] en dan heeft zij geen zin meer om naar school te gaan. Zij is het beu zoals het nu gaat. [minderjarige] zou het liefst willen dat alles weer normaal wordt en dat er geen dreiging meer is dat zij uit huis wordt geplaatst. [minderjarige] wil thuis bij de moeder wonen. Dan kan zij verder met haar leven. Ook kan zij dan weer naar school gaan. Dat de GI het verzoek tot uithuisplaatsing intrekt, is dan ook een opluchting voor [minderjarige] . Verder lijkt het [minderjarige] leuk om later iets met (kleine) kinderen te doen. Zoals werken bij een kinderopvang. [minderjarige] denkt dat haar mentor op school haar kan helpen om dit verder uit te zoeken. [minderjarige] vindt het een goed idee dat zij over een maand een brief aan de kinderrechter schrijft over wat zij heeft gedaan om uit te zoeken wat er nodig is om later met (kleine) kinderen te gaan werken.
4.4.
Namens de moeder heeft de advocaat verzocht om het (sinds 11 december 2023) ingezette traject voort te zetten met nieuwe jeugdbeschermers vanuit de GI. De advocaat erkent dat de afgelopen periode niet is verlopen zoals de kinderrechter voor ogen had. Naast dat drie maanden een te korte periode is om de situatie te doorbreken, is er vanuit de GI, ondanks de boodschap van de kinderrechter, niet gekeken of er een wisseling van de jeugdbeschermer(s) mogelijk was. Er is daarmee geen echte nieuwe start aan de moeder en [minderjarige] geboden. De moeder en [minderjarige] hebben geen vertrouwen in de huidige jeugdbeschermers en er is teveel ruis tussen partijen, wat maakt dat er niet constructief kan worden samengewerkt. Tegen de hulpverlening vanuit [GGZ-zorg] en [naam] hebben de moeder en [minderjarige] geen bezwaar. Verder vindt de advocaat het belangrijk om te benoemen dat [GGZ-zorg] heeft aangegeven dat er een positieve ontwikkeling gaande is. De moeder houdt het contact af, maar neemt vervolgens na een tijdje weer uit zichzelf contact op.
Zelf heeft de moeder nog aangegeven dat de meeste informatie van de GI niet klopt en/of is verouderd. Zo is het contact met de hulpverlening van zowel de moeder ( [GGZ-zorg] ) als [minderjarige] ( [naam] ) niet zo slecht en zorgwekkend als de GI beschrijft. Verder gaat het op en af met [minderjarige] . Om ervoor te zorgen dat het goed gaat met [minderjarige] is het nodig dat er andere hulpverleners betrokken raken met wie het wel werkt. Er is een echte nieuwe start nodig.
4.5.
De vader vindt het jammer dat de hulpverlening blijft stagneren. Het is belangrijk dat de moeder en [minderjarige] betere hulpverlening krijgen. Wellicht helpt het als de hulpverlening op vaste dagen langskomt. De vader maakt zich zorgen om [minderjarige] en haar schoolgang, maar hij maakt zich geen zorgen over het feit dat [minderjarige] bij de moeder woont.
5.
De beoordeling
In de zaak met kenmerk 24-373
5.1.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling van 11 maart 2024 haar verzoek ingetrokken. Nu de GI het verzoek heeft ingetrokken, behoeft het verzoek geen beoordeling en beslissing meer van de rechtbank. Daarom zal de kinderrechter het verzoek afwijzen.
In de zaak met kenmerk 23-1827
5.2.
De kinderrechter zal het verzoek van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 25 augustus 2023 wederom voor de duur van uiterlijk vier maanden aanhouden. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.3.
Tijdens de mondelinge behandeling in december 2023 is het verzoek van de GI onder de zes voorwaarden zoals opgenomen in de beschikking van 11 december 2023 aangehouden. Dit om ervoor te zorgen dat de situatie zou worden doorbroken. Uit de nadere informatie van de GI volgt dat de moeder en [minderjarige] na de mondelinge behandeling in december 2023 en de week daarna gemotiveerd waren om zich aan de zes voorwaarden te houden. Zij hebben een positieve lijn ingezet, maar die lijn niet weten te bestendigen. Er zijn opnieuw zorgen ontstaan over de schoolgang van [minderjarige] , er zijn wederom weinig tot geen contactmogelijkheden met de moeder en [minderjarige] en de GI heeft geen zicht kunnen krijgen op de moeder en [minderjarige] en daarmee ook niet op of zij de voorwaarden naleven.
De moeder en [minderjarige] hebben tijdens de mondelinge behandeling laten weten dat zij zich hierin niet herkennen. De moeder heeft het contact met de hulpverlening niet zo slecht en zorgwekkend als de GI ervaren en heeft ook geen bezwaar tegen de hulpverlening vanuit [GGZ-zorg] en [naam] . [minderjarige] vindt met name de dreiging dat zij uit huis wordt geplaatst zeer belastend. Dit zorgt er ook voor dat zij niet (volledig) naar school gaat. Voor de moeder en [minderjarige] is het zeer belangrijk dat de huidige jeugdbeschermer(s), vanwege een gebrek aan vertrouwen, worden vervangen. Dit is ook besproken in december 2023 en de moeder heeft hiertoe in januari 2024 een verzoek bij de GI ingediend. De GI heeft hierop niet gereageerd.
5.4.
De kinderrechter stelt naar aanleiding van de hetgeen is besproken, vast dat aan de moeder en [minderjarige] geen echte nieuwe start is geboden. Er is nog steeds veel wantrouwen en weerstand bij zowel de moeder als [minderjarige] ten opzichte van de huidige jeugdbeschermer(s). Ook is er veel ruis tussen de partijen. De kinderrechter is van oordeel dat dit geen goede situatie is om constructief met elkaar samen te werken. De kinderrechter vindt het zeer positief dat ook de GI dat inziet en dat zij hebben besloten om drastisch van koers te veranderen in de hoop dat de situatie echt wordt doorbroken. Zo zullen er vanaf volgende week twee nieuwe jeugdbeschermers in het gezin starten. Hierbij vindt de kinderrechter het belangrijk dat de moeder en [minderjarige] zich nog steeds aan de zes voorwaarden voor de thuisplaatsing van [minderjarige] houden, zoals opgenomen in de beschikking van 11 december 2023. De kinderrechter maakt zich namelijk nog steeds zorgen om [minderjarige] en die zorgen moeten worden weggenomen. Om dat te bereiken, is het nog steeds nodig dat de moeder en [minderjarige] gaan samenwerken met de GI en de hulpverlening en dat er zicht komt op de thuissituatie van de moeder. Omdat de kinderrechter het belangrijk vindt dat iedereen weet aan welke voorwaarden de moeder en [minderjarige] zich moeten houden, zal hij de voorwaarden uit de beschikking van 11 december 2023 herhalen. Deze voorwaarden zijn:
[minderjarige] moet (met een opbouw) naar school. Hierbij vindt de kinderrechter het belangrijk dat de GI weet wat de afspraken tussen de school en de moeder en [minderjarige] zijn en dat de GI het ook eens is met die afspraken.
[minderjarige] dient af en toe in gesprek met de GI te gaan, zodat er zicht komt op [minderjarige] en het duidelijk wordt of het echt goed gaat met [minderjarige] .
De moeder dient af en toe in gesprek met de GI te gaan en moet indien nodig afspraken met de GI maken, zodat er zicht komt op de thuissituatie bij de moeder.
De moeder moet proberen om haar wantrouwen opzij te zetten en de hulpverlening en/of de GI te vertrouwen.
De hulpverlening voor de moeder te weten [hulpverlener] vanuit [GGZ-zorg] zal de moeder ondersteunen en zal kijken hoe het in de thuissituatie van de moeder gaat.
De hulpverlening voor [minderjarige] te weten [naam] zal [minderjarige] gaan ondersteunen en met haar in gesprek gaan.
5.5.
De kinderrechter voegt aan de bovenstaande voorwaarden een extra voorwaarde toe. Tijdens het gesprek met [minderjarige] is duidelijk geworden dat het [minderjarige] leuk lijkt om later iets met (kleine) kinderen te gaan doen. Bijvoorbeeld werken bij een kinderopvang. [minderjarige] denkt dat haar mentor op school haar kan helpen om uit te zoeken wat zij daarvoor nodig heeft. [minderjarige] heeft toegezegd dat zij over een maand een brief aan de kinderrechter stuurt waarin zij opschrijft wat zij heeft gedaan om uit te zoeken wat er nodig is om later met (kleine) kinderen te gaan werken. Gelet op deze toezegging verwacht de kinderrechter over een maand, op of rond 11 april 2024, een brief van [minderjarige] . Die brief kan [minderjarige] rechtstreeks naar de griffie van deze rechtbank sturen of via de advocaat van de moeder regelen.
5.6.
De kinderrechter gaat er wederom vanuit dat zowel de moeder als [minderjarige] zich de komende periode aan de bovenstaande voorwaarden gaan houden. Temeer nu de moeder en [minderjarige] echt een nieuwe start wordt aangeboden doordat er per volgende week twee nieuwe jeugdbeschermers in het gezin starten. Als de moeder en [minderjarige] zich aan deze voorwaarden houden met als gevolg dat [minderjarige] (volledig) naar school gaat, er zicht is op de thuissituatie van de moeder en er een samenwerking met de GI en de hulpverlening is, zal de situatie zo blijven en zal de kinderrechter het verzoek van de GI (schriftelijk) afwijzen. Als blijkt dat deze voorwaarden niet of onvoldoende worden nageleefd, verwacht de kinderrechter van de GI dat zij zal rapporteren waarna een nieuwe mondelinge behandeling zal worden gepland om opnieuw met elkaar in gesprek te gaan. Het is aan de beoordeling van de GI wanneer zij aan de kinderrechter rapporteren over de stand van zaken, maar dit dient uiterlijk binnen vier maanden, en zoveel eerder als de GI dat nodig vindt, te zijn.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met kenmerk 23-1827
6.1.
houdt de beslissing ten aanzien van het verzoek van de GI om de schriftelijke aanwijzing (naar de kinderrechter begrijpt: van 25 augustus 2023) te bekrachtigen aan tot
12 juli 2024 PRO FORMAen verzoekt de GI om uiterlijk voor deze datum, en zoveel eerder als de GI dat nodig vindt, te rapporteren over de stand van zaken en te berichten of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
In de zaak met kenmerk 24-373
6.2.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2024 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier, en op schrift gesteld op 20 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking, voor zover de machtiging tot uithuisplaatsing, kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.