In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 28 april 2023, dat door het UWV is ontvangen op 1 mei 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiseres heeft het bezwaarschrift ingediend op 1 mei 2023. Het UWV had binnen zeventien weken, na verlenging van zes weken, uiterlijk op 12 oktober 2023 moeten beslissen. Aangezien het UWV deze termijn heeft overschreden en eiseres het UWV op 17 oktober 2023 in gebreke heeft gesteld, heeft de rechtbank bepaald dat het UWV alsnog een besluit moet nemen.
De rechtbank legt het UWV een beslistermijn op van vier maanden na verzending van de uitspraak, in plaats van de standaard twee weken, om recht te doen aan de zorgvuldigheid van de heroverweging. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Omdat het beroep gegrond is, moet het UWV het griffierecht van € 51,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiseres vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en openbaar gemaakt op 19 maart 2024.