ECLI:NL:RBZWB:2024:1874

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
C/02/420147 / KG ZA 24-114 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Luijks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in kort geding over voorlopige voorziening bij fraude met cryptovaluta

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 maart 2024 een tussenvonnis gewezen in een kort geding tussen een eiser en Kyrrex Ltd. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A. Hupkes, stelt dat hij slachtoffer is geworden van fraude met cryptovaluta, waarbij bitcoins onder valse voorwendselen zijn overgemaakt aan een criminele organisatie. De eiser heeft een voorlopige voorziening gevraagd op basis van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) om Kyrrex te verplichten de identiteit van de gebruiker(s) van een specifiek crypto-account te onthullen en om dat account te bevriezen.

De voorzieningenrechter overweegt dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de eiser daadwerkelijk slachtoffer is van fraude en dat er een spoedeisend belang is bij de gevraagde ordemaatregel. De rechter heeft vastgesteld dat de vordering is gestoeld op een (beweerde) onrechtmatige daad en dat de schade in Nederland is ingetreden, waardoor de rechtbank rechtsmacht heeft. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen en Kyrrex bevolen om binnen vier dagen de gebruiker te identificeren en het account te bevriezen, zonder de gebruiker vooraf in kennis te stellen van deze maatregel.

Daarnaast is Kyrrex veroordeeld tot betaling van een dwangsom voor iedere overtreding van de opgelegde bevelen. De verdere behandeling van de zaak zal plaatsvinden tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdvordering in mei 2024. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de voorzieningenrechter heeft de verdere beslissingen aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/420147 / KG ZA 24-114
tussenvonnis in kort geding van 20 maart 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna ook te noemen: ‘ [eiser] ’,
advocaat: mr. M.A. Hupkes te Amsterdam,
tegen

1.KYRREX LTD,

te Londen (Verenigd Koninkrijk),
2.
ST. VINCENT & THE GRENADINES KYRREX LTD,
te Kingstown (St. Vincent & The Grenadines),
gedaagde partijen,
hierna tezamen te noemen: ‘Kyrrex’.

1.De procedure

1.1.
Op 13 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de advocaat van [eiser] een brief ontvangen, gedateerd 12 maart 2024 met daaraan gehecht een conceptdagvaarding voor een tegen Kyrrex aanhangig te maken kort geding. In deze brief wordt verzocht om hangende het kort geding een voorlopige voorziening (een ordemaatregel) ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te treffen.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] stelt dat hij slachtoffer is geworden van fraude met cryptovaluta (boilerroomfraude). Hij heeft bitcoins gekocht, welke onder valse voorwendselen zijn overgemaakt aan een criminele organisatie. Door middel van
blockchaintracingis door Findt B.V. (hierna: ‘Findt’) achterhaald dat de met het geld van [eiser] aangekochte crypto terecht is gekomen in een
walletbij Huobi Global Ltd. (hierna: ‘Huobi’) met het adres 1L15W6b9vkxV81xW5HDtmMBycrdiettHEL (hierna: ‘crdiettHEL’). Deze bevindingen van Findt zijn vastgelegd in het rapport van 5 januari 2024. CrdiettHEL blijkt te worden gebruikt in meerdere (gelijkaardige) cryptofraudezaken. De advocaat van [eiser] , mr. Hupkes, staat nog een ander fraudeslachtoffer bij, van wie de aangekochte crypto ook is te herleiden naar crdiettHEL. In die zaak zijn reeds procedures gevoerd tegen Huobi. In dat verband heeft Huobi bekend gemaakt dat de gebruiker van het adres crdiettHEL een (andere)
crypto exchangeis, te weten Kyrrex Ltd. Daarbij is (nog) onduidelijk of het om de Britse entiteit of om de entiteit gevestigd op St. Vincent & The Grenadines gaat, zodat beide entiteiten in dit kort geding worden betrokken. Kyrrex heeft desgevraagd toegelicht dat zij activa (de via crdiettHEL verkochte bitcoins) gezamenlijk bewaard voor haar klanten. Via
hasheskan zij specifieke transacties aan haar klanten koppelen. Kyrrex heeft aangegeven dat zij bereid is de (veronderstelde) frauduleuze transacties te verifiëren, maar omdat haar klanten recht hebben op privacy zal zij dit alleen doen als daartoe een formeel rechterlijk bevel wordt gegeven. In dat verband is in de zaak van het andere fraudeslachtoffer die wordt bijgestaan door mr. Hupkes op 22 februari 2024 door de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam (zaaknummer C/13/746874 / KG ZA 24/142) een ordemaatregel bevolen. [eiser] vordert in dit kort geding eenzelfde beslissing.
2.2.
Concreet betekent dit dat [eiser] (zonder Kyrrex te horen) vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Kyrrex voor de duur van dit kort geding beveelt om de gebruiker(s) die zij kan vinden door middel van de transactie
hasheszoals vermeld in bijlage B van het rapport van Findt van 5 januari 2024 te identificeren en om het account van deze gebruiker te bevriezen, althans de rechten om transacties te verrichten met dit account te schorsen binnen vier dagen nadat [eiser] dit tussenvonnis, alsmede de Engelse vertaling daarvan en het rapport van Findt, aan Kyrrex ter kennis heeft gebracht door toezending aan het [e-mailadres 1] ;
II. Kyrrex verbiedt om de hiervoor bedoelde gebruiker vooraf in kennis te stellen van deze ordemaatregel;
III. Kyrrex beveelt om binnen twee weken na de hiervoor bedoelde kennisgeving per e-mail aan de advocaat van [eiser] bekend te maken op welke dag en tijdstip de onder I bedoelde bevriezing c.q. schorsing van rechten is ingegaan en welke soort en kwantiteit activa door de ordemaatregel zijn getroffen, alsemede om de naam en het adres van de entiteit(en) bekend te maken waar deze activa worden aangehouden;
IV. Kyrrex veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 500.000,00 voor iedere overtreding van het onder I, II en III genoemde verbod, te vermeerderen met een dwangsom van € 25.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, één en ander met een maximum van € 500.000,00;
V. bepaalt dat de verdere behandeling van deze voorlopige voorziening wordt voortgezet ter zitting van de hoofdvordering in kort geding.

3.De beoordeling

3.1.
Allereerst overweegt de voorzieningenrechter dat hij op grond van artikel 6 sub e Rv rechtsmacht heeft. Aangezien de vordering van [eiser] is gestoeld op een (beweerde) onrechtmatige daad en de schade is ingetreden in Nederland (waar [eiser] woont), acht de voorzieningenrechter zich bevoegd om van het verzoek van [eiser] kennis te nemen.
3.2.
[eiser] stoelt zijn vordering op artikel 223 Rv. Strikt genomen gaat artikel 223 Rv over het treffen van een voorlopige voorziening tijdens een aanhangige bodemprocedure. Gelet op het eigen en flexibele karakter kan echter ook tijdens een aanhangig kort geding om een voorlopige voorziening (een ordemaatregel voor de duur van het kort geding) worden verzocht. In artikel 254 Rv is immers bepaald dat in alle spoedeisende zaken waarin gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening vereist is, de voorzieningenrechter bevoegd is deze te geven. Bij de redactie van de te verlenen voorziening heeft de voorzieningenrechter – binnen het raamwerk van de vordering – een grote mate van vrijheid.
3.3.
[eiser] vordert een ordemaatregel te bevelen
.Uitgangspunt is dat hoor en wederhoor wordt toegepast voordat een rechterlijke beslissing wordt gegeven. Dit fundamentele recht kan alleen wijken indien dat nodig is voor een adequate rechtsbescherming in een specifieke zaak. Dat kan het geval zijn indien een ordemaatregel nodig is om te voorkomen dat wat in kort geding wordt gevorderd anders geheel of gedeeltelijk illusoir zou worden.
3.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] aan de hand van de conceptdagvaarding en de daarbij behorende producties voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat hij het slachtoffer is geworden van fraude met cryptovaluta. Ook heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij de toewijzing van een ordemaatregel en dat deze in dit geval
zonder de gedaagden voordien te hebben gehoordmoet worden gegeven, omdat die anders – vanwege het ontbreken van een ‘verrassingselement’ – te gemakkelijk kan worden ontlopen. Een parallel kan worden getrokken met het leggen van conservatoir (derden)beslag, waarvoor het verlof in de regel ook zonder hoor en wederhoor wordt verleend indien het bestaan van de vordering summierlijk deugdelijk wordt geacht.
3.5.
Het voorgaande maakt dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aanleiding bestaat om de verzochte ordemaatregel toe te wijzen zoals hierna in de beslissing bepaald. De ordemaatregel zal duren totdat in dit kort geding eindvonnis zal zijn gewezen.
3.6.
[eiser] heeft daarnaast verzocht om een mondelinge behandeling in kort geding in te plannen en hij wil in de gelegenheid gesteld worden Kyrrex daarvoor op te roepen. Aangezien Kyrrex is gevestigd in het Verenigd Koninkrijk dan wel St. Vincent & The Grenadines, stelt [eiser] dat het geruime tijd zal duren voordat de dagvaarding conform alle voorschriften kan worden betekend, als het betekeningscertificaat al retour komt. Omdat een ordemaatregel naar zijn aard niet te lang mag duren, stelt de voorzieningenrechter het volgende tijdspad vast. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de voorzieningenrechter in spoedeisende gevallen in kort geding verstek kan verlenen tegen een in het buitenland gevestigde gedaagde, wanneer nog niet is gebleken dat de betekeningsvoorschriften in acht zijn genomen, indien zoveel mogelijk is gewaarborgd dat de dagvaarding degene voor wie die is bestemd daadwerkelijk heeft bereikt en wel zo tijdig dat hij nog de mogelijkheid heeft gehad verweer te voeren. [eiser] heeft gemotiveerd toegelicht dat Kyrrex goed bereikbaar is via het [e-mailadres 1] en steeds snel – dat wil zeggen binnen enkele dagen – heeft gereageerd. De voorzieningenrechter overweegt dat indien [eiser] de dagvaarding stuurt naar voormeld e-mailadres van Kyrrex – en wel zo tijdig dat zij nog verweer kan voeren – verstek kan worden verleend indien Kyrrex ervoor kiest om niet op de mondelinge behandeling te verschijnen. De mondelinge behandeling zal derhalve in mei 2024 moeten plaatsvinden. De datum zal worden bepaald na opgave van de verhinderdata door de advocaat van [eiser] via het [e-mailadres 2] . Zodra een datum voor de mondelinge behandeling is verkregen, dient [eiser] de dagvaarding zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 20 april 2024 per e-mail aan Kyrrex te verzenden.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
beveelt Kyrrex om voor de duur van dit kort geding de gebruiker die zij kan vinden door middel van de transactie
hasheszoals vermeld in bijlage B van het rapport van Findt van 5 januari 2024 te identificeren en om het account van deze gebruiker te bevriezen, althans de rechten om transacties te verrichten met dit account te schorsen, binnen vier dagen nadat [eiser] dit tussenvonnis, alsmede de Engelse vertaling daarvan, en het rapport, ter kennis heeft gebracht van Kyrrex door middel van toezending aan het [e-mailadres 1] ;
4.2.
verbiedt Kyrrex om de hiervoor bedoelde gebruiker vooraf in kennis te stellen van deze ordemaatregel;
4.3.
beveelt Kyrrex om binnen twee weken na de hiervoor bedoelde kennisgeving per e-mail aan de advocaat van [eiser] bekend te maken op welke dag en tijdstip de onder 3.1 bedoelde bevriezing c.q. schorsing van rechten is ingegaan en welke soort en kwantiteit activa door de ordemaatregel zijn getroffen, met toezending van een schermafbeelding van het bevroren account, alsmede om de naam en het adres van de entiteit(-en) bekend te maken waar deze activa worden aangehouden;
4.4.
veroordeelt Kyrrex tot betaling van een dwangsom van € 500.000,00 voor iedere overtreding van de onder sub 4.1, sub 4.2 en sub 4.3 van dit vonnis genoemde bevelen en verbod, te vermeerderen met een dwangsom van € 25.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, een en ander met een maximum van € 500.000,00;
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
bepaalt dat de verdere behandeling van deze ordemaatregel wordt voortgezet tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdvordering in dit kort geding op de wijze zoals beschreven onder sub 3.6. van dit vonnis;
4.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Luijks en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.