ECLI:NL:RBZWB:2024:1879

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
C/02/418829 / JE RK 24-203
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
  • mr. Dijkman
  • mr. Bolle-Polak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met complexe gedragsproblemen

Op 13 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2008. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die als gecertificeerde instelling optreedt voor de minderjarige, en de pleegvader, die als belanghebbende is aangemerkt. De rechtbank heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling en de pleegvader behandeld tijdens een mondelinge zitting met gesloten deuren. De minderjarige is sinds enige tijd vermist, wat de zorgen over zijn ontwikkeling en veiligheid vergroot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, gezien zijn reactieve hechtingsstoornis en complexe gedragsproblemen, ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 22 maart 2024, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is genomen op basis van de instemming van alle betrokken partijen, waaronder de pleegvader, de vader en de moeder, die allen de verlenging van de ondertoezichtstelling steunen. De rechtbank heeft de beslissing mondeling gegeven en op schrift gesteld op 20 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/418829 / JE RK 24-203
Datum uitspraak: 13 maart 2024
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[de pleegvader],
hierna te noemen: de pleegvader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Kramer te Haarlem.
De rechtbank merkt als informanten aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend en gehoord:
- de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Middelburg, hierna te noemen de Raad.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 6 februari 2024.
1.2.
Op 13 maart 2024 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] gelijktijdig met het verzoek van de GI tot beoordeling van een geschil in het kader van de ondertoezichtstelling (bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/419562 / JE RK 24-356) alsmede het verzoek van de pleegvader tot overdracht van de voogdij en het vaststellen van een omgangsregeling (bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/419019 / FA RK 24-657) tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Op deze (overige) verzoeken van de GI en de pleegvader zal bij separate beschikking worden beslist.
Verschenen zijn:
- de pleegvader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vader,
via een online verbinding;
- de moeder;
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI;
- een vertegenwoordigster van de Raad.
Tevens was met bijzondere toestemming van de rechtbank aanwezig:
- de heer [naam] , partner van de pleegvader.
Niet verschenen is:
- mr. K. Oomen, in haar hoedanigheid als advocaat van de [minderjarige] .
1.3.
De rechtbank heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld om over het verzoek te worden gehoord. Daar heeft [minderjarige] geen gebruik van gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De [minderjarige] is op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] geboren als zoon van mevrouw [de moeder] (de moeder) en de heer [de vader] (de vader).
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 september 2018 is het gezag van de vader en de moeder beëindigd en is de Stichting Intervence (rechtsvoorganger van Stichting Jeugdbescherming West Zeeland) benoemd tot voogdes over [minderjarige] .
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 1 december 2021 is de heer [de pleegvader] (pleegvader) benoemd tot voogd over [minderjarige] .
2.4.
Bij beschikking van 20 december 2022 heeft de kinderrechter het verzoek om een beslissing te geven op de voorliggende verzoeken zonder het voorafgaand horen van de belanghebbenden afgewezen. De verzoeken zijn voor het overige aangehouden tot de nadere mondelinge behandeling op 22 december 2022.
2.5.
Bij beschikking van 22 december 2022 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 22 december 2022 en tot 22 maart 2023. Tevens is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 22 december 2022 en tot 22 maart 2023.
2.6.
Bij beschikking van 14 maart 2023 heeft de kinderrechter [minderjarige] , na een voorlopige ondertoezichtstelling, onder toezicht gesteld tot 22 maart 2024.
2.7.
Bij dezelfde beschikking van 14 maart 2023 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 22 maart 2024. Op grond daarvan verbleef [minderjarige] bij een [woongroep] .
2.8.
Op 20 juni 2023 is een spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend met ingang van 20 juni 2023 en tot 4 juli 2023.
2.9.
Bij beschikking van 29 juni 2023 is de spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlengd met ingang van 4 juli 2023 en tot 18 juli 2023. Het reguliere verzoek is aangehouden.
2.10.
Bij beschikking van 14 juli 2023 is de machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlengd tot 18 september 2023.
2.11.
Bij beschikking van 11 september 2023 is de machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlengd tot 18 januari 2024.
2.12.
Bij beschikking van 12 januari 2024 is de machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlengd tot 22 maart 2024.
2.13.
Op basis van de laatste beschikking is [minderjarige] geplaatst op Almata. Ten tijde van de mondelinge behandeling van het verzoek is [minderjarige] reeds enige tijd vermist.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. In het verzoekschrift zijn de zorgen omschreven en is beschreven wat er in de afgelopen periode is gebeurd. Daaruit blijkt dat [minderjarige] onder meer vanwege zijn reactieve hechtingsstoornis, diverse trauma’s en complexe gedragsproblemen nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Op dit moment is [minderjarige] opnieuw – en al enige tijd – vermist en er is geen enkel zicht op hem. Tegelijkertijd blijkt uit de boetes die op het adres van de pleegvader binnenkomen dat [minderjarige] in toenemende mate in aanraking komt met politie en inmiddels van meerdere, steeds ernstigere, delicten wordt verdacht. De GI hoopt dit patroon te kunnen doorbreken door [minderjarige] , als hij weer in beeld verschijnt, rust, stabiliteit en structuur te bieden in een veilige omgeving. Vanuit daar kan worden gezocht naar een passende vervolgplek voor [minderjarige] waar de noodzakelijk geachte intensieve behandeling gericht op zijn hechtingsproblematiek kan worden ingezet.
4.2.
De pleegvader stemt in met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] .
4.3.
De moeder stelt zich op het standpunt dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] moet worden verlengd.
4.4.
De vader vindt ook dat de ondertoezichtstelling moet worden voortgezet. Mocht [minderjarige] bij hem thuis gaan wonen, dan wil de vader graag daarin ondersteund worden en in het belang van [minderjarige] bij iemand terecht kunnen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de rechtbank een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.3.
De rechtbank is op grond van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW. [minderjarige] wordt gelet op de uiteenlopende zorgen over zijn ontwikkeling, zijn acute veiligheid en zijn complexe (gedrags)problematiek nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Gelet op de ontstane zorgelijke situatie waarbij [minderjarige] opnieuw en al langdurig wordt vermist en het belang dat de noodzakelijk geachte hulpverlening wordt ingezet en gemonitord, acht de rechtbank een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden noodzakelijk. Daarbij overweegt de rechtbank dat alle partijen met de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] hebben ingestemd.
5.4.
De rechtbank zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] als onweersproken verlengen voor de duur van twaalf maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.5.
De rechtbank zal de beslissing, gelet op de aard van de maatregel, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast gevolgd moet worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met ingang van 22 maart 2024 en tot 22 maart 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024 door mr. De Beer, voorzitter tevens kinderrechter, mr. Dijkman, kinderrechter, en mr. Bolle-Polak, rechter-plaatsvervanger, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 20 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.