In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure waarbij een minderjarige, geboren in 2011, via een informele rechtsingang de kinderrechter heeft benaderd met vragen over zijn woon- en schoolsituatie. De minderjarige heeft in een brief aangegeven dat hij bij zijn moeder wil wonen, maar tijdens een gesprek met de kinderrechter op 11 januari 2024 heeft hij verklaard dat de woorden in de brief niet zijn eigen wensen weerspiegelen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige de huidige contactregeling met zijn ouders wil behouden en dat hij niet naar de school in de woonplaats van zijn moeder wil gaan, maar naar een andere school waar zijn vrienden naartoe gaan.
De ouders van de minderjarige zijn gescheiden en hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft in de beoordeling van de zaak rekening gehouden met de zorgen van de ouders en de Raad voor de Kinderbescherming over de communicatie tussen de ouders en de impact daarvan op de minderjarige. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de minderjarige klem zit tussen de belangen van zijn ouders en dat het belangrijk is dat de ouders hun communicatie verbeteren om de situatie voor de minderjarige niet verder te verergeren.
Uiteindelijk heeft de kinderrechter de verzoeken van de minderjarige afgewezen, omdat zijn wensen niet overeenkomen met de vragen die hij in zijn brief heeft gesteld. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om beter met elkaar te communiceren en de minderjarige niet te belasten met hun onderlinge conflicten. De beslissing is in een brief aan de minderjarige en zijn ouders meegedeeld, waarin ook de noodzaak van verbetering in de communicatie tussen de ouders werd benadrukt.