ECLI:NL:RBZWB:2024:1894
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- mr. De Beer
- Rechtspraak.nl
Vaststellen zorgregeling voor minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2024 een beschikking gegeven over de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige, geboren in 2019. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De kinderrechter heeft de ouders van de minderjarige, de moeder en de vader, als belanghebbenden aangemerkt. De procedure begon met een verzoekschrift van de GI op 31 januari 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 13 maart 2024, waarbij de vader en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De moeder was niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over de minderjarige gezamenlijk door de ouders wordt uitgeoefend, maar dat de minderjarige bij de moeder woont. De kinderrechter heeft eerder, op 3 november 2022, de minderjarige onder toezicht gesteld van de GI, met een verlenging tot 3 november 2024. De GI heeft verzocht om een duidelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, met als doel om de spanningen tussen de ouders te verminderen en de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen.
De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI grotendeels toegewezen, met uitzondering van de tussentijdse telefonisch/beeldbelcontacten tussen de minderjarige en de andere ouder tijdens de zomervakantie, die als onuitvoerbaar zijn beoordeeld. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders zich richten op hun eigen opvoedingstaken en dat de minderjarige in een stabiele omgeving kan opgroeien. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de zorgregeling onmiddellijk kan ingaan, ook in het geval van hoger beroep.