ECLI:NL:RBZWB:2024:1896

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
C/02/419553 / FA RK 24/900
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van de Poll
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 13 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden voor een betrokkene, geboren in 1968, die lijdt aan een psychische stoornis. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de betrokkene, haar advocaat mr. G. Veen, en een verpleegkundig specialist aanwezig waren. De betrokkene heeft aangegeven dat zij niet akkoord gaat met de zorgmachtiging voor de gevraagde duur van twaalf maanden, maar slechts voor zes maanden, omdat zij wil laten zien dat zij zonder medicatie kan functioneren. De verpleegkundig specialist heeft echter verklaard dat de medicatie essentieel is voor de stabiliteit van de betrokkene en dat een kortere machtigingsduur niet voldoende is om de noodzakelijke zorg te waarborgen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek aan schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, en dat deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. De rechtbank oordeelt dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank heeft de verzoeken van de officier van justitie toegewezen en de zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, met de mogelijkheid om verplichte zorg te verlenen, waaronder het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van de betrokkene.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. van de Poll en is op 22 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/419553 / FA RK 24/900
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 13 maart 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1968 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonadres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. G. Veen in 's-Heer Arendskerke.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 26 februari 2024, ingekomen ter griffie op 26 februari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een crisissignaleringsplan van 27 juli 2023;
- een zorgplan van 13 februari 2024;
- een zorgkaart van 13 februari 2024;
- de medische verklaring van 16 februari 2024;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 20 februari 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie en/of de politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 maart 2024, op het hierboven genoemde adres.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door mr. Veen;
- mevrouw [naam 1] , de verpleegkundig specialist.
Tevens was de volgende persoon aanwezig, deze is echter niet gehoord:
- de heer [naam 2] , de partner van betrokkene.
1.4
De officier van justitie is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van twaalf maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.

3.Standpunten

3.1
Door betrokkene is tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, verklaard dat betrokkene de komende zes maanden wil laten zien dat zij op termijn geen medicatie meer nodig heeft. Daarom wil betrokkene niet dat de zorgmachtiging voor de verzochte duur van twaalf maanden wordt verleend. Hiernaast heeft betrokkene aangegeven dat de medicatie haar stoort, omdat zij op een andere manier naar een positieve gezondheid wil werken. De medicatie heeft maar voor 10% effect gehad op het stabiliseren van de gezondheidstoestand van betrokkene, de overige 90% is voortgekomen uit het handelen van betrokkene zelf. Ten slotte heeft betrokkene toegelicht dat zij met een sociaal psychiatrisch verpleegkundige een gezondheidstest gaat afnemen, zodat bezien kan worden waar nog verbeteringen mogelijk zijn.
3.2
Namens betrokkene is door de advocaat tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat betrokkene begrijpt dat zij vooralsnog een zorgmachtiging nodig heeft, maar niet voor de verzochte duur van twaalf maanden. Betrokkene wil een zorgmachtiging krijgen voor de duur van zes maanden. Hiernaast heeft de advocaat gesteld dat betrokkene het beeld heeft dat zij hard werkt aan het verbeteren van haar gemoedstoestand om uiteindelijk zonder medicatie haar leven voort te zetten, maar niet de kans krijgt om dit zonder een zorgmachtiging te laten zien.
3.3
Door de verpleegkundig specialist is tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, verklaard dat de afgelopen periode is geprobeerd om de medicatie-inname van betrokkene te verminderen. Ook is geprobeerd om de medicatie-inname van betrokkene te doen stoppen. Het resultaat van deze pogingen is dat betrokkene in een psychose is geraakt met een opname als gevolg. Gezien wordt dat betrokkene herstelt door de medicatie-inname. De medicatie vormt een belangrijk aandeel in het herstel van betrokkene. De verpleegkundig specialist denkt dat de medicatie nodig is en blijft om betrokkene stabiel te houden. Hiernaast heeft de verpleegkundig specialist toegelicht dat een machtigingsperiode van zes maanden, zoals door en namens betrokkene is verzocht, tekort is. Met betrokkene wordt het gesprek gevoerd over het minderen en afbouwen van de medicatie, maar daarvoor is langer nodig dan zes maanden. Of de medicatie helemaal afgebouwd kan worden, is nog twijfelachtig.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit de medische verklaring van 16 februari 2024 blijkt dat betrokkene sinds 38-jarige leeftijd bekend is met (nu in remissie bevindende) recidiverende paranoïde psychoses die kunnen ontstaan als de inname van antipsychotische medicatie wordt geweigerd of niet betrouwbaar wordt ingenomen. Door of namens betrokkene is de psychische stoornis niet betwist.
4.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. De rechtbank overweegt hierbij dat uit de genoemde medische verklaring blijkt dat als betrokkene de antipsychotische medicatie niet krijgt toegediend of betrouwbaar inneemt, dat dan te verwachten is dat betrokkene dan terug in een paranoïde psychose valt. Dit heeft in het verleden meermaals plaatsgevonden. Als betrokkene psychotisch decompenseert, dan heeft zij onder meer last van wanen, hallucinaties, verlies van contact met de realiteit en trekt zij zich terug. Door of namens betrokkene is het ernstig nadeel niet betwist.
4.3
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel en het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Doordat betrokkene niet voldoende ziekte-inzicht heeft en een wisselende houding kan hebben ten aanzien van het innemen van antipsychotische medicatie die nodig is om betrokkene stabiel en de psychische stoornis in remissie te houden, is verplichte zorg nodig.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten.
De rechtbank overweegt hierbij dat bij de laatst genoemde vorm van verplichte zorg het onderdeel voor wat betreft het gebruik van communicatiemiddelen niet noodzakelijk is. Daarom wordt dat onderdeel afgewezen.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De rechtbank is echter van oordeel dat, anders dan het standpunt van betrokkene en haar advocaat, het verzoek dient te worden toegewezen voor de verzochte duur van twaalf maanden. In het verleden is, zoals door de verpleegkundig specialist is onderbouwd, de medicatie-inname afgebouwd. Ook is geprobeerd om betrokkene te behandelen zonder medicatie-inname. Beide pogingen hebben ertoe geleid dat betrokkene in een psychose is beland. Nu het op dit moment met betrokkene goed gaat en haar situatie stabiel lijkt te zijn, kan het een teleurstelling zijn – en daarmee mogelijk een stagnatie in de behandeling – als de afbouw van medicatie niet binnen de door haar verzochte termijn van zes maanden bewerkstelligd kan worden. Daarom zal de zorgmachtiging worden verleend voor de verzochte duur van twaalf maanden.
4.9
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1968 in [geboorteplaats] ;
5.2
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen indien de situatie dat vergt;
5.3
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 13 maart 2025;
5.4
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van de Poll, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024 in tegenwoordigheid van mr. Hol, griffier, en op
22 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.