ECLI:NL:RBZWB:2024:1916

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
10853178 AZ VERZ 23-82
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en verklaring voor recht inzake voortzetting arbeidsovereenkomsten na faillissement

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], een verklaring voor recht gevraagd dat hun arbeidsovereenkomsten met [verweerder] niet zijn geëindigd na hun ontslag op staande voet op 13 november 2023. Beide verzoekers waren in dienst bij [verweerder] en hebben sinds hun indiensttreding geen salaris ontvangen. Na het ontslag is op 2 januari 2024 het faillissement van [verweerder] uitgesproken. De verzoekers hebben hun verzoek ingediend omdat het UWV hun uitkering heeft geweigerd en zij meer informatie verlangen over het ontslag. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 maart 2024 zijn de verzoekers verschenen, maar [verweerder] is niet verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen verweer is gevoerd door [verweerder], waardoor het verzoek om een verklaring voor recht wordt toegewezen. De overige verzoeken zijn van rechtswege geschorst op grond van artikel 29 van de Faillissementswet, omdat deze betrekking hebben op de nakoming van verbintenissen uit de boedel. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verzoekers een zelfstandig belang hebben bij de beoordeling van het ontslag, gezien de weigering van het UWV om uitkering te verstrekken. De beschikking is gegeven door mr. Zander op 18 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 10853178 AZ VERZ 23-82
beschikking d.d. 18 maart 2024
inzake
[verzoeker 1], en
[verzoeker 2],
beiden wonende te [plaats 1] ,
verzoekende partijen,
verder te noemen: [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,
gemachtigde: mr. L.L. Ross,
tegen
[verweerder] t.h.o.d.n. [bedrijf verweerder],
gevestigd te [plaats 2] ,
verwerende partij,
verder te noemen: [verweerder] ,
niet verschenen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties;
  • het e-mailbericht van 4 maart 2024 van de gemachtigde van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] .
1.2.
Op 4 maart 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling zijn [verzoeker 1] en [verzoeker 2] verschenen, bijgestaan door mr. E.E.M. van Horen (kantoorgenote van mr. Ross voornoemd). Ondanks een aangetekende brief van 22 december 2023 met daarbij het verzoekschrift, een oproeping van 9 januari 2024 voor de mondelinge behandeling per aangetekende brief en per gewone post, alsmede een
e-mailbericht van de griffier op 28 februari 2024 is [verweerder] niet verschenen. Evenmin is een bericht ontvangen waarin is verzocht om uitstel of anderszins een reden voor verhindering is vermeld. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat [verzoeker 2] en [verzoeker 1] ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker 1] is op 1 september 2023 als monteur in dienst getreden bij [verweerder] op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De arbeidsduur bedraagt 40 uur per week, tegen een salaris van € 2.000,00 bruto per maand, exclusief 8% vakantiegeld.
2.2.
[verzoeker 2] is op 1 oktober 2023 als assistent-manager in dienst getreden bij [verweerder] op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De arbeidsduur bedraagt 24 uur per week, tegen een salaris van € 2.000,00 netto per maand, exclusief 8% vakantiegeld.
2.3.
Vanaf de datum indiensttreding hebben zowel [verzoeker 1] als [verzoeker 2] geen salaris ontvangen. Uit WhatsApp correspondentie blijkt dat zij vaak om betaling hebben gevraagd.
2.4.
Bij brief van 13 november 2013 is [verzoeker 1] op staande voet ontslagen. In die brief staat vermeld:

Omdat je niet bent komen opdagen zonder opgaaf van reden geef ik je hierbij je
ontslag per direct.
We hebben je eerder gemaild en gewezen op de onaangename verrassing dat je als
zelfstandige bezig bent geweest tijdens het (korte) dienstverband bij ons. Je
gaf toen telefonisch al aan dat je ermee wilde stoppen. Later weer niet.
U wordt voor oktober betaal en niks meer november was u niet komen opdagen dus
heeft u geen recht op loon.” .
2.5.
Bij brief van 13 november 2013 is [verzoeker 2] op staande voet ontslagen. In die brief staat vermeld:

Omdat je niet bent komen opdagen zonder opgaaf van reden geef ik je hierbij je
ontslag per direct.
We hebben je eerder gemaild en gewezen op de onaangename verrassing dat je als
zelfstandige bezig bent geweest tijdens het (korte) dienstverband bij ons. Je
gaf toen telefonisch al aan dat je ermee wilde stoppen. Later weer niet.”.
2.6.
Op 21 november 2023 hebben [verzoeker 1] en [verzoeker 2] per brief verweer gevoerd tegen het ontslag op staande voet. Daarnaast is aanspraak gemaakt op betaling van het achterstallige loon.
2.7.
Op 2 januari 2024 is het faillissement van [verweerder] uitgesproken.
2.8
De curator heeft bij brief van 22 januari 2024 de arbeidsovereenkomsten van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] opgezegd, met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn.

3.Het verzoek

3.1
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben een verzoek gedaan om:
Primair:
1) te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomsten tussen partijen per
13 november 2023 niet zijn geëindigd en nog immer doorlopen;
2) te bepalen dat [verweerder] gehouden is aan [verzoeker 1] en [verzoeker 2] het loon over de periode vanaf datum indiensttreding tot heden, althans het loon over een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen periode, na te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging over dat loon vanaf de datum van indiensttreding tot aan het moment van daadwerkelijke betaling, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum;
3) te bepalen dat [verweerder] het loon aan [verzoeker 1] en [verzoeker 2] moet blijven doorbetalen tot aan datum einde dienstverband.
Subsidiair:
1) te bepalen dat [verweerder] per 13 november 2023 een billijke vergoeding, die tenminste gelijk is aan de transitievergoeding, verschuldigd is ex artikel 7:673 BW, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te voldoen binnen 14 dagen na de door de kantonrechter te geven beschikking, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, bij gebreke waarvan [verweerder] in verzuim is en aldus wettelijke rente is verschuldigd over de transitievergoeding vanaf die datum tot aan de dag der algehele vergoeding;
Zowel primair als subsidiair:
1) [verweerder] als de in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de proceskosten en te bepalen dat die kosten binnen 14 dagen na de door de kantonrechter te geven
beschikking worden voldaan, bij gebreke waarvan verweerder in verzuim is en aldus
wettelijke rente is verschuldigd over de proceskosten vanaf die datum tot aan de dag
der algehele vergoeding;
2) [verweerder] te veroordelen in de nakosten van deze procedure.
3.2.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben hun primaire verzoek onder 1 tijdens de mondelinge behandeling als volgt gewijzigd: “1)
Te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomsten tussen partijen per 13 november 2023 niet zijn geëindigd.”.
3.3.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] leggen – kort samengevat - aan hun verzoek ten grondslag dat het ontslag op staande voet onterecht is. Sinds hun indiensttreding hebben zij geen loon ontvangen. Zij hebben hier vaak via WhatsApp om verzocht. Vanaf medio november 2023 heeft Berdina hen ook niet meer opgeroepen om werkzaamheden te verrichten, hetgeen wel gebruikelijk was. Zo wist [verzoeker 1] waar en hoe laat hij ergens moest zijn om werkzaamheden te verrichten. Nu zij niet meer zijn opgeroepen is er ook geen sprake van werkweigering. Ook wordt betwist dat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] als zelfstandige werkzaamheden hebben verricht.

4.De beoordeling

4.1.
Het is de kantonrechter gebleken en ook tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat op 2 januari 2024 het faillissement van [verweerder] is uitgesproken, met benoeming van de kantonrechter tot rechter-commissaris in dat faillissement. Bij brief van 22 januari 2024 heeft de curator verzocht de arbeidsovereenkomsten van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] op te mogen zeggen. Dat verzoek is door de rechter-commissaris toegewezen. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben ter zitting medegedeeld dat de curator hun arbeidsovereenkomsten per brief van diezelfde datum, 22 januari 2024, heeft opgezegd, waarbij de wettelijke opzegtermijn in acht is genomen.
4.2.
Voor zover een rechtsvordering aanhangig is die betrekking heeft op de nakoming van een verbintenis uit de boedel wordt een procedure op grond van artikel 29 van de Faillissementswet (hierna: “FW”) van rechtswege geschorst. Dit heeft gevolgen voor de primaire verzoeken onder 2 en 3, voor het subsidiaire verzoek en voor de verzochte proceskostenvergoeding (zowel primair als subsidiair). Die verzoeken zullen worden geschorst.
4.3.
Het primair verzoek onder 1 betreft een verklaring voor recht. Ter zitting is die verklaring gewijzigd, omdat het gedeelte “
en nog immer doorlopen” is ingetrokken. Een procedure die ziet op een dergelijk verzoek dat tijdens de faillietverklaring aanhangig is kan op grond van artikel 28 Fw worden voortgezet, mits het verzoek zelfstandige betekenis heeft.
4.4.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben ter zitting kenbaar gemaakt dat het zelfstandig belang gelegen is in het feit dat het UWV tot nu toe iedere uitkering heeft geweigerd en meer informatie verlangd over het op 13 november 2023 door [verweerder] gegeven ontslag op staande voet. Zij verwijzen hiervoor naar een brief van het UWV van 31 januari 2024. Aldus hebben [verzoeker 1] en [verzoeker 2] naar het oordeel van de kantonrechter een zelfstandig belang bij de beoordeling van het op 13 november 2023 gegeven ontslag op staande voet.
4.5.
Tegen het verzoek om een verklaring van recht is geen verweer gevoerd door [verweerder] . De kantonrechter komt dat verzoek niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat de gewijzigde gevraagde verklaring voor recht zal worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomsten tussen [verzoeker 1] en [verweerder] en tussen [verzoeker 2] en [verweerder] per 13 november 2023 niet zijn geëindigd;
5.2
constateert, dat het geding voor de overige verzoeken van rechtswege is geschorst op grond van artikel 29 Fw.
Deze beschikking is gegeven door mr. Zander, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 maart 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.