2.3.Onder hoofdstuk 7 van het deskundigenbericht “Conclusies” zet de deskundige uiteen dat hij geen getalsmatige uitspraak kan doen in de vorm van een kans of percentage. Om zijn conclusies in te leiden zet de deskundige in zijn rapportage het navolgende uiteen:
“
De kansverhouding van de hypothesen, voordat een bewijsmiddel (bijvoorbeeld een onderzoeksresultaat in de vorm van een deskundigenbericht) bekend is, wordt a-priori kans (ook wel prior odds) genoemd. Deze zal meestal veranderen wanneer een deskundigenbericht wordt overgelegd.
De kansverhouding nadat een deskundigenbericht is overgelegd, wordt a-posteriori kans (posterior odds) genoemd en de mate waarin het bewijs de voorwaardelijke kans op een gebeurtenis verandert definieert de bewijskracht van het bewijsmiddel. Het theorema van Bayes definieert deze als Likelihood ratio (Lr).
De a-posteriori kans kan met behulp van een mathematische formule worden berekend. Dit is echter alleen mogelijk, wanneer de a-priori kans en de LR in kwantitatieve termen zijn uitgedrukt, anders kan men immers niet rekenen. Voor veel forensische gebieden, zo ook schrift onderzoek, is dit niet het geval. Dat neemt niet weg dat het model van Bayes ook kan worden toegepast als de a-priori kans en de LR alleen in verbale termen kunnen worden weergegeven. Daarbij wordt de volgende reeks van uitspraken gehanteerd:
De bevindingen van het onderzoek zijn
ongeveer even waarschijnlijk …. (als)
iets waarschijnlijker ….
waarschijnlijker
veel waarschijnlijker
zeer veel waarschijnlijker
extreem waarschijnlijker….
Wanneer de hypothese H1 juist is, dan wanneer de hypothese H2 juist is.
Vervolgens komt de deskundige op pagina 15 van zijn rapport, rekening houdend met de beperkingen van het onderzoek, tot (voor zover van belang) de volgende conclusies:
“
a.(…).
b. De onderzoeksbevindingen zijnveel waarschijnlijkerwanneer hypothese H1 of
hypothese H2 juist is, dan wanneer hypothese H3 juist is.
c. De onderzoeksbevindingen zijnongeveer even waarschijnlijkwanneer hypothese H1 juist
is, als wanneer hypothese H2 juist is.
d. Wanneer de Belastingdienst over het origineel van de aangifte beschikt en bereid en in
staat is te verifiëren of het zich bij de betwiste handtekening om een zogenaamde “natte”
handtekening in originele inktafzetting handelt, kan – wanneer dit wordt bevestigd –
worden uitgesloten dat de betwiste handtekening een reproducties is, die door montage
op het papier is aangebracht (hypothese H2).”.