ECLI:NL:RBZWB:2024:1922

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
C/02/419948 / FA RK 24/1112
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van de Merbel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting van crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 11 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1997 en thans verblijvende in de accommodatie Stichting Emergis. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de crisismaatregel, die op 7 maart 2024 was opgelegd, op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling op 11 maart 2024 waren de betrokkene, haar advocaat, de zorgverantwoordelijke, een verpleegkundige en haar tweelingzus aanwezig. De betrokkene gaf aan dat het goed met haar ging en dat zij openstond voor een opname in het vrijwillig kader. De advocaat van de betrokkene verzocht om afwijzing van het verzoek, stellende dat er voldoende bereidheid was om de behandeling vrijwillig voort te zetten. De zorgverantwoordelijke en verpleegkundige gaven aan dat er nog steeds suïcidale gedachten aanwezig waren, maar dat een gedwongen opname contraproductief zou zijn. De rechtbank concludeerde dat er voldoende vrijwilligheid was voor de noodzakelijke zorg en dat niet voldaan werd aan de wettelijke criteria voor de voortzetting van de crisismaatregel. Daarom werd het verzoek van de officier van justitie afgewezen. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M. van de Merbel en is op 25 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/419948 / FA RK 24/1112
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 11 maart 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in de accommodatie Stichting Emergis in [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J.E.S. de Rechter te Hulst.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 8 maart 2024, ingekomen ter griffie op 8 maart 2024, waarin de officier van justitie heeft verzocht om voortzetting van de op 7 maart 2024 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een verklaring niet voorkomen in het curatele- en bewindregister;
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Goes tot het nemen van de crisismaatregel van 7 maart 2024;
- een episode journaal van 7 maart 2024;
- de medische verklaring van 7 maart 2024;
- een afschrift van de justitiële documentatie waarin betrokkene niet voorkomt.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 maart 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- mw. [naam 1] , zorgverantwoordelijke;
- [naam 2] , verpleegkundige;
- mw. [naam 3] , tweelingzus van betrokkene.
Tevens waren de volgende personen aanwezig, deze zijn echter niet gehoord:
- een stagiaire;
- een co-assistent.
1.4
De officier van justitie is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen.

3.Standpunten

3.1
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft betrokkene verteld dat het goed met haar gaat. Betrokkene legt uit dat zij beter in haar vel zit en dat ze op zoek is naar een passende woonruimte. Verder geeft betrokkene aan dat zij zich het grootste gedeelte van het incident niet meer kan herinneren. Betrokkene staat open voor een opname in het vrijwillig kader. Eerder heeft betrokkene aangegeven dat zij naar huis zou gaan wanneer de crisismaatregel niet zou worden voortgezet. Deze uitlating meende zij echter niet. Betrokkene zal zich houden aan de gemaakte afspraken en zal open communiceren met de hulpverlening.
3.2
Namens cliënt heeft de advocaat verzocht om het verzoek af te wijzen. Er is sprake van voldoende bereidheid van betrokkene om de behandeling in het vrijwillig kader voort te zetten. Betrokkene is eerder vrijwillig opgenomen geweest en heeft toen ook aan alle hulpverlening meegewerkt.
3.3
De zorgverantwoordelijke heeft aangegeven dat betrokkene met een crisismaatregel is opgenomen vanwege suïcidale gedachten en handelingen. Als gevolg daarvan is de zorgverantwoordelijke van mening dat de opname moet worden voortgezet. De opname kan, onder de voorwaarden dat er afspraken worden gemaakt en dat betrokkene deze afspraken nakomt, worden voortgezet in het vrijwillig kader. Daarbij licht de zorgverantwoordelijke toe dat een gedwongen opname bij het ziektebeeld van betrokkene vaak contraproductief werkt. Het is belangrijk dat betrokkene zelf de regie in handen neemt.
3.4
De verpleegkundige heeft tijdens de mondelinge behandeling verteld dat betrokkene zich op de afdeling terugtrekt in haar kamer. Verder heeft de verpleegkundige geconstateerd dat er bij betrokkene nog wel sprake is van suïcidale gedachten, maar niet van suïcidale handelingen.
3.4
De tweelingzus van betrokkene heeft aangegeven dat zij zich zorgen maakt. Zij vindt het fijn dat betrokkene nu de hulp krijgt die zij nodig heeft en zij hoopt dan ook dat betrokkene deze kans met beide handen aangrijpt. De tweelingzus van betrokkene heeft vertrouwen in een vrijwillige opname. Wel is zij bang voor de periode die na de opname komt, wanneer betrokkene naar huis gaat. Eerder heeft betrokkene namelijk een terugval gehad in de thuissituatie. De tweelingzus van betrokkene licht hierbij toe dat er in de thuissituatie spanningen kunnen zijn. Ook heeft betrokkene thuis niet de ruimte die zij soms nodig heeft. Daarnaast merkt de tweelingzus van betrokkene op dat zij het idee heeft dat de voorgeschreven medicatie onvoldoende werkt. Tot slot geeft zij aan dat zij meer betrokken wil zijn bij de hulpverlening die ingezet zal worden. Zo krijgt zij meer zicht op betrokkene, wat haar gerust stelt.

4.Beoordeling

4.1
Bij beschikking van de gemeente Goes van 7 maart 2024 is ten aanzien van betrokkene een crisismaatregel genomen. Op basis daarvan is betrokkene opgenomen en verblijft zij momenteel in de accommodatie Stichting Emergis te [plaats] .
4.2
Het vermoeden bestaat dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten
persoonlijkheidsstoornissen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit de medische verklaring van 7 maart 2024 blijkt dat betrokkene een suïcidepoging heeft gedaan door veel medicatie in te nemen. Betrokkene is bekend met borderlineproblematiek. Hiervoor volgt betrokkene reeds een behandeling. Het vermoeden van een psychische stoornis is door of namens betrokkene niet betwist.
4.3
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat betrokkene een concreet plan heeft gehad om zichzelf te suïcideren en dat plan ook tot uitvoering heeft gebracht. Betrokkene heeft zich wanhopig geuit en heeft geen andere mogelijkheden gezien om haar gemoedstoestand te verbeteren.
4.4
Naar aanleiding van hetgeen door en namens betrokkene, de zorgverantwoordelijke, de verpleegkundige en de tweelingzus van betrokkene tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, constateert de rechtbank dat betrokkene op vrijwillige basis de noodzakelijk bevonden zorg zal accepteren en zich niet zal verzetten tegen de noodzakelijk geachte behandeling. Betrokkene heeft aangegeven zich te houden aan de gemaakte afspraken en samen te werken met het behandelend team. Er is eerder sprake geweest van een vrijwillige opname, waarbij betrokkene heeft meegewerkt aan alle toen ingezette hulpverlening. De rechtbank is daarom van oordeel dat er thans sprake is van voldoende vrijwilligheid ten aanzien van de noodzakelijk geachte zorg. Vanwege die vrijwilligheid van betrokkene wordt niet voldaan aan de wettelijke criteria voor het voorliggende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. De rechtbank zal daarom het verzoek afwijzen.
4.5
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van de Merbel, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2024 in tegenwoordigheid van mr. R. V, griffier, en op 25 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.