ECLI:NL:RBZWB:2024:1931

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
C/02/414748 / FA RK 23-4742
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijf van een minderjarige in het kader van gezag en uithuisplaatsing

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het hoofdverblijf van een minderjarige. De man, die de minderjarige heeft erkend, verzoekt de rechtbank om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige te wijzigen naar hem, terwijl de vrouw, de moeder van de minderjarige, geen verweer heeft gevoerd. De minderjarige verblijft sinds 29 november 2022 bij de man op basis van een machtiging tot uithuisplaatsing. De rechtbank heeft vastgesteld dat het goed gaat met de minderjarige sinds hij bij de man woont, zowel op school als in zijn persoonlijke ontwikkeling. De gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming hebben beide geadviseerd om het verzoek van de man toe te wijzen. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de minderjarige is dat zijn hoofdverblijf bij de man wordt bepaald, en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 11 maart 2024.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/414748 / FA RK 23-4742
datum uitspraak: 23 februari 2024
beschikking betreffende wijziging hoofdverblijf
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.V. de Nooijer te Middelburg,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] .
Als belanghebbende in onderhavige zaak wordt aangemerkt:
-
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te 1100 AR Amsterdam, Postbus 12685.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van het navolgende stuk:
- het op 11 oktober 2023 ontvangen verzoek tot wijziging van het hoofdverblijf, met bijlagen.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 23 februari 2024, gezamenlijk met de behandeling van het restant van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van het minderjarige kind van partijen, welke procedure bij de rechtbank bekend is onder zaak- en rekestnummer C/02/413970 / JE RK 23-1655. In die procedure is bij separate beschikking beslist. Bij de mondelinge behandeling is verschenen de man, bijgestaan door zijn advocaat. Tevens waren aanwezig twee vertegenwoordigsters van de GI en een zittingsvertegenwoordigster van de Raad.
Alhoewel correct opgeroepen is de vrouw niet verschenen.
1.3
De hierna te noemen minderjarige [minderjarige] is in de gelegenheid zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt door het sturen van een brief.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2007, hierna te noemen: [minderjarige] .
2.2
De man heeft de minderjarige erkend.
2.3
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
2.4
Bij beschikking van de kinderrechter van 4 november 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna telkens verlengd, voor het laatst tot 4 maart 2024.
2.5
Bij beschikking van de kinderrechter van 17 november 2022 is het verzoek om zonder voorafgaand horen van belanghebbenden te beslissen op het (spoed)verzoek van de GI afgewezen.
2.6
Bij beschikking van de kinderrechter van 29 november 2022 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag, te weten de man, verleend met ingang van 29 november 2023 en tot 4 november 2023. Deze machtiging is laatstelijk verlengd tot 4 maart 2024.
2.5
Op grond van voornoemde machtiging verblijft [minderjarige] bij de man.

3.Het verzoek

3.1
De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] te wijzigen naar de man.
3.2
De vrouw heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de man.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Door en namens de man wordt in het verzoekschrift en tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. [minderjarige] verblijft sinds 29 november 2022 middels een machtiging tot uithuisplaatsing bij de man. Sindsdien gaat het steeds beter met [minderjarige] . Hij werkt met veel plezier bij de [bouwmarkt] en hij gaat binnen dit bedrijf starten met een werk-leertraject. Ook qua gezondheid gaat het beter met [minderjarige] . Hij weet zichzelf te redden met zijn ziekte en kan zelf insuline injecteren. De thuissituatie bij de vrouw was niet goed omdat de vrouw onvoldoende kan aansluiten bij de behoeftes van [minderjarige] . Er is wel contact tussen [minderjarige] en zijn moeder. Gisteren nog is de man met [minderjarige] bij de vrouw wezen eten. Het contact tussen [minderjarige] en de vrouw verloopt dan goed. Toch heeft de man er geen vertrouwen in dat de situatie bij de vrouw verbetert. De GI heeft de man geadviseerd een verzoek tot wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de rechtbank in te dienen. Voor [minderjarige] is het van groot belang dat hij duidelijkheid krijgt over zijn perspectief. De plaatsing van [minderjarige] bij de man als zijnde zijn gezagdragende ouder heeft de voorkeur boven een machtiging tot uithuisplaatsing. Het is in het belang van [minderjarige] dat hij zijn hoofdverblijf voortaan bij de man heeft.
4.2
De GI voert aan dat het goed gaat met [minderjarige] nu hij bij zijn vader woont. Hij doet het goed op school en ook bij de [bouwmarkt] heeft hij het naar zijn zin. Wel zijn er nog zorgen over de weerbaarheid van [minderjarige] richting zijn moeder. [minderjarige] durft nog niet goed bij zijn moeder weg te gaan op het moment dat een gesprek met haar niet zo leuk verloopt. De GI heeft gesprekken met [minderjarige] waarin deze situaties met hem worden besproken en waarin hem oplossingen worden aangereikt die hij op die momenten kan toepassen. De GI vindt het in het belang van [minderjarige] dat hij zijn hoofdverblijf voortaan bij de man heeft.
4.3
De Raad voert aan zich te kunnen vinden in het verzoek van de man om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen. De Raad adviseert dit verzoek dan ook toe te wijzen.
4.4
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.5
Op grond van de stukken en hetgeen is verklaard tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat zijn hoofdverblijf bij de man wordt bepaald. [minderjarige] verblijft al sinds 29 november 2022 bij de man op grond van de verleende machtiging tot uithuisplaatsing. Gebleken is dat het goed gaat met [minderjarige] sinds hij bij zijn vader woont. Hij doet het goed op school, werkt met plezier bij de [bouwmarkt] en ook op medisch vlak weet [minderjarige] zich te redden. De GI heeft ook bevestigd dat het goed gaat met [minderjarige] sinds hij bij de man woont. Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek van de man dan ook toewijzen en het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de man bepalen.
4.6
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarige noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
bepaalt dat de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2007, zijn hoofdverblijf heeft bij de man;
5.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2024 door mr. De Beer, in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier, en op schrift gesteld op 11 maart 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.