Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verdere verloop van de procedure
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 26 oktober 2023;
- de brief van de GI van 9 februari 2024, ingekomen bij de griffie op 12 februari 2024.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2007. De verzoeker, de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, vroeg om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van zes maanden. De kinderrechter heeft de verzoeken afgewezen, omdat de situatie van de minderjarige sinds zijn verblijf bij de vader aanzienlijk is verbeterd. De vader en de minderjarige ontvangen hulpverlening van een zorgorganisatie, en de kinderrechter heeft vastgesteld dat de basisveiligheid van de minderjarige is verbeterd. De kinderrechter concludeert dat er geen noodzaak meer is voor de ondertoezichtstelling en dat de ingezette hulpverlening kan voortgaan binnen een vrijwillig kader. De beslissing is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 11 maart 2024.