ECLI:NL:RBZWB:2024:1935

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
C/02/418959 / JE RK 24-234
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. de Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing mondeling verzoek ondertoezichtstelling en afwijzing verzoek wijziging GI

In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De GI had verzocht om verlenging voor drie maanden, maar dit verzoek werd te laat ingediend, waardoor de kinderrechter niet tijdig kon beslissen. De ouders van de minderjarigen, vertegenwoordigd door hun advocaten, hebben verschillende standpunten ingenomen. De vader verzocht om vervanging van de GI, terwijl de moeder zich verzette tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook verzocht om de minderjarigen opnieuw onder toezicht te stellen, wat de kinderrechter uiteindelijk heeft toegewezen. De kinderrechter oordeelde dat er nog steeds sprake was van een ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarigen en dat de GI de verantwoordelijkheid moest blijven dragen voor hun zorg. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ondertoezichtstelling onmiddellijk kon ingaan, ondanks een mogelijk hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/418959 / JE RK 24-234
Datum uitspraak: 23 februari 2024
beschikking van de kinderrechter over een (verlenging) ondertoezichtstelling en wijziging GI
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
locatie Middelburg,
betreffende
[minderjarige 1], hierna te noemen: [minderjarige 1] .
geboren op [geboortedag 1] 2018 te [plaats 1] ,
[minderjarige 2], hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
geboren op [geboortedag 2] 2016 te [plaats 1] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. P.A.J. van Putten te Almere.
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats 2] ,
advocaat: mr. M. Czarnota te Oosterhout.

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling, binnengekomen bij de griffie op 9 februari 2023;
  • de e-mail van de GI van 15 februari 2024;
  • het op 21 februari 2024 door mr. Czarnota ingediende verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig verzoek tot wijziging van de GI.
1.2
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- mr. Van Putten namens de moeder, via een Teams-verbinding;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. Czarnota,
- een vertegenwoordiger van de GI;
- een zittingsvertegenwoordigster van de Raad.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 16 november 2020 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna telkens verlengd, voor het laatst tot 16 februari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verzocht voor de duur van drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1
De GI handhaaft het verzoek. Het is nodig om de ondertoezichtstelling nog voor een korte duur te verlengen om zo het ouderschapsplan waaraan door de GI met ouders wordt gewerkt, af te kunnen maken. Ouders blijven het op bepaalde punten oneens met elkaar. De GI vraagt zich dan ook af of het ouderschapsplan er daadwerkelijk gaat komen. Voor nu is het belangrijk dat er toch nog een verlenging van de ondertoezichtstelling volgt om te proberen het ouderschapsplan af te maken en te werken aan het afsluiten van de ondertoezichtstelling.
4.2
De vader voert geen verweer tegen verlenging van de ondertoezichtstelling maar hij verzoekt wel het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling bij deze GI af te wijzen. Bij wege van zelfstandig verzoek verzoekt de vader de huidige GI te vervangen door het Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering en de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van 6 maanden. De vader heeft geen vertrouwen meer in de huidige GI. Er is de afgelopen jaren te weinig ingezet op verbetering van de onderlinge communicatie en het vertrouwen tussen partijen. De GI volgt de opdracht die door de rechtbank is gegeven niet op. Het gaat steeds slechter met de kinderen. Zij hebben last van de situatie. Op school trekken zij zich terug. De GI dient te investeren in de communicatie tussen de ouders en zo zijn er nog meer punten die nog niet zijn uitgevoerd door de GI. De vader is zeer teleurgesteld en gefrustreerd dat niemand in staat blijkt de moeder tot ander gedrag te bewegen.
4.3
Mr. van Putten voert namens de moeder aan dat de moeder verweer voert tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling. De GI heeft een borgings-/ c.q. ouderschapsplan opgesteld en dat moet door de ouders worden uitgevoerd. Ouders moeten via de mail communiceren en als het de ouders zelf niet lukt dan moet de GI beslissen. Het is nu aan de ouders om uitvoering te geven aan het plan van de GI. De moeder vraagt zich af of er formeel gezien nog wel sprake is van een (acute) ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen. De moeder voert dan ook verweer tegen een eventueel verzoek van de Raad tot voorlopige ondertoezichtstelling van de kinderen. Zij stelt zich op het standpunt dat een nieuw verzoek ondertoezichtstelling alleen schriftelijk kan. Dus alles houdt nu op.
4.4
De Raad voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat, nu er niet voor afloop van de huidige ondertoezichtstelling is beslist op het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling, de huidige ondertoezichtstelling is verlopen. Er is nu geen dwangkader meer. De Raad heeft de afloop van de ondertoezichtstelling niet kunnen toetsen en dat acht de Raad nog wel noodzakelijk in het belang van de kinderen. Ook moet de Raad nog de kans krijgen om goed te kijken naar het borgingsplan dat de GI heeft opgesteld. Er is (nog steeds) sprake van een ontwikkelingsbedreiging bij de minderjarigen nu de Raad nog niet heeft kunnen toetsen of de ondertoezichtstelling kan worden afgesloten en er nog geen gedegen borgingsplan is opgesteld. De Raad verzoekt dan ook de minderjarigen (opnieuw) onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van drie maanden. De Raad acht het niet in het belang om, zoals de vader verzoekt, het Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering met de ondertoezichtstelling te belasten. Daar is sprake van een wachtlijst en de huidige GI is inmiddels al volop bekend met deze casus zodat de huidige GI adequaat verder kan handelen.

5.De beoordeling

5.1
De kinderrechter oordeelt als volgt. De GI heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op 9 februari 2024 ingediend. De ondertoezichtstelling verliep op 16 februari 2024. Gelet op het bepaalde in artikel 2.4.10 sub a van het Procesreglement Civiel Jeugdrecht, versie januari 2024 had de GI het verzoek tot verlenging uiterlijk tijdens de achtste week voor het einde van de geldigheidsduur van de lopende ondertoezichtstelling moeten indienen. De GI heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling aldus te laat ingediend.
5.2
Gelet op het bestaande zittingenrooster en het feit er geen instemmingsverklaringen zijn verkregen voor een ambtshalve verlenging van de ondertoezichtstelling is het niet mogelijk gebleken om voor afloop van de termijn een nadere mondelinge behandeling te plannen. Dit heeft tot gevolg dat niet is beslist vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de lopende ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Gelet hierop dient het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling dan ook te worden afgewezen.
5.3
Nu de kinderrechter het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal afwijzen, zal ook het verzoek van de vader tot vervanging van de GI worden afgewezen.
5.4
Ten aanzien van het mondelinge verzoek van de Raad om de minderjarigen onder toezicht te stellen oordeelt de kinderrechter als volgt.
5.5
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.6
De kinderrechter is van oordeel dat de minderjarigen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat eveneens is voldaan aan de voorwaarden uit artikel 1:255 lid 1 sub a en b BW. De belanghebbenden zijn op de zitting aanwezig en kunnen hun visie geven. De kinderrechter zal het verzoek van de Raad toewijzen en de minderjarigen onder toezicht stellen van de GI voor de duur van drie maanden. Het is belangrijk dat de Raad de mogelijkheid krijgt de komende maanden te toetsen of de ondertoezichtstelling kan worden afgesloten of dat er nog punten opgepakt moeten worden. Het is aan de GI om, samen met de ouders, te kijken naar het ouderschapsplan cq borgingsplan en knopen door te hakken. De kinderrechter heeft geen aanleiding om een andere GI met de uitvoering van de ondertoezichtstelling te belasten. De vader heeft verzocht het Leger des Heils als GI maar daar is sprake van een wachtlijst en bovendien heeft deze GI zich niet bereid verklaard de ondertoezichtstelling te willen uitvoeren.
5.7
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
5.8
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 23 februari 2024 en tot 23 mei 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling af;
6.4
wijst het zelfstandig verzoek van de vader tot wijziging van de GI af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2024 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier, en op schrift gesteld op 8 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.