In deze zaak heeft de kinderrechter op 1 maart 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de beschikking gegeven in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen, die sinds 10 maart 2021 onder toezicht staan. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen momenteel bij hun grootmoeder moederszijde verblijven en dat dit een stabiele en veilige omgeving voor hen biedt. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, toegewezen. De kinderrechter heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke problematiek van de ouders en de noodzaak om de hulpverlening voort te zetten, vooral in het licht van de traumabehandeling die voor de minderjarigen is gestart. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 10 maart 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens tot die datum. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.