Op 12 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI), de ouders en de pleegouders aanwezig waren. De GI had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar, omdat [minderjarige] goed functioneert in het pleeggezin, maar er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de ouders. De ouders hebben een beperkte draagkracht en tonen onvoldoende leerbaarheid in hun opvoedingscapaciteiten. De moeder vertoont onvoorspelbaar gedrag en de vader neemt een afwachtende rol aan.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat, ondanks de positieve ontwikkeling van [minderjarige] in het pleeggezin, de onderbouwing van het perspectiefbesluit van de GI onvoldoende is. Er is onduidelijkheid over de kindeigenproblematiek en de samenhang met de opvoedomgeving. De kinderrechter heeft daarom de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar het perspectiefbesluit en hierover advies uit te brengen. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 20 september 2024, maar heeft het overige deel van het verzoek aangehouden in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek van de Raad.
De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De kinderrechter heeft complimenten gegeven aan de pleegouders voor hun goede zorg voor [minderjarige].