ECLI:NL:RBZWB:2024:1980

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
C/02/419112 / JE RK 24-255
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezinsproblematiek en traumaverwerking

Op 14 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld in het kader van een rekestprocedure, waarbij de Gecertificeerde Instelling (GI) verzocht om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen. De ouders van de minderjarigen zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn aanzienlijke problemen in de gezinsdynamiek, waaronder huiselijk geweld en trauma's bij de kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 maart waren de ouders, hun advocaat en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft de mening van de kinderen gevraagd en de aanwezigen hebben hun standpunten toegelicht.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er positieve ontwikkelingen zijn, maar dat het nog te vroeg is om de ondertoezichtstelling op te heffen. De kinderen hebben hulp nodig om hun traumaklachten te verwerken en om een veilige opvoedingssituatie te waarborgen. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 20 maart 2025, met de mogelijkheid tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De ouders zijn het eens met de verlenging, hoewel er zorgen zijn over de communicatie tussen hen en de impact op de kinderen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de kinderen niet gedwongen moeten worden tot contact met hun vader, vooral gezien de huidige situatie van [minderjarige 1].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/419112 / JE RK 24-255
Datum uitspraak: 14 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats 1] ,
advocaat: mr. Y.I.B. Grosfeld te Breda,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats 2] ,
gemeente Halderberge.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 8 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
Namens de GI is – kort samengevat – schriftelijk het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd. Tussen de ouders is in het verleden veel voorgevallen. Er was sprake van huiselijk geweld van de vader ten opzichte van de moeder. Beide kinderen hebben daar een en ander van meegekregen, maar bij beide kinderen is sprake van verschillende (trauma-gerelateerde) problematiek. Tussen de ouders onderling vindt er nog nauwelijks contact plaats en is sprake van samenwerkingsproblemen. Op dit moment is het nog steeds zo dat [minderjarige 1] geen contact wil met haar vader en zij zich in dat opzicht zelfs afwerend opstelt. De vader heeft zich er voor dit moment bij neergelegd dat [minderjarige 1] geen contact met hem wil. Het contact tussen [minderjarige 2] en de vader wordt steeds meer uitgebouwd. Op school was [minderjarige 2] vanwege zijn gedrag niet te handhaven. Hij gaat momenteel naar de dagbesteding en volgt sinds december 2023 in de thuissituatie MST. Ook [minderjarige 1] komt vanwege haar problematiek moeilijk tot leren en geldt dat behandeling ten opzichte van school voorliggend is. [minderjarige 1] is aangemeld voor deelname aan GIT-PD. Naar de mening van de GI zal in de komende periode verder gewerkt moeten worden aan de eigen ontwikkeling van de kinderen en wat zij gezien hun problematiek nodig hebben. Verder dient bekeken te worden wat er mogelijk is ten aanzien van de communicatie tussen ouders, zodat zij tenminste met elkaar kunnen overleggen en afspraken met elkaar kunnen maken over de kinderen. Tevens moet bekeken worden hoe het contact tussen de vader en de kinderen (verder) vormgegeven kan worden.
In aanvulling hierop is namens de GI tijdens de mondelinge behandeling het volgende aangevoerd. Het is goed om te horen dat het intussen gehouden intakegesprek voor GIT-PD door [minderjarige 1] als is positief ervaren. De school gaat zij weer zo goed als mogelijk op normale wijze oppakken en aanzien van het contact met haar vader zijn er geen wijzigingen. Voor [minderjarige 2] geldt dat zijn dagbesteding wordt afgerond en dat hij school weer zal kunnen oppakken. Het contact tussen hem en zijn vader wordt steeds verder uitgebouwd. Momenteel gaat [minderjarige 2] op zaterdag van 10.00 uur tot 19.00 uur naar zijn vader. Gelet op het gebeurde in het verleden ligt de overdracht van de kinderen voor alle betrokkenen telkens nog wat moeilijk. Op welke wijze het oudercontact zal moeten gaan plaatsvinden blijft bij de GI de aandacht houden. Positief is volgens de GI dat alle betrokkenen zich goed aan de afspraken houden.
4.2.
Namens de moeder is naar voren gebracht dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kleine positieve stapjes in hun ontwikkeling laten zien. Qua therapie zal [minderjarige 1] het meeste werk te verzetten hebben. De moeder zelf dient haar therapie nog op te starten. Zij heeft het advies gekregen dat zij dat beter niet gelijktijdig met de therapie van de kinderen kan doen. Het zal haar anders “teveel kunnen worden”. Voor wat betreft normalisatie van het contact tussen de ouders vraagt de moeder zich af in hoeverre het nog zinvol zal zijn om daarop te gaan inzetten. Naar de mening van de moeder dient het contact tussen de ouders beperkt te blijven tot het hoogstnoodzakelijke. Ten aanzien van het contact met haar vader heeft [minderjarige 1] zich reeds duidelijk uitgesproken. Het contact tussen [minderjarige 2] en zijn vader verloopt goed. De moeder ziet in dat de ondertoezichtstelling niet eeuwig kan blijven voortduren.
Op dit moment heeft de moeder nog de vrees dat wanneer de ondertoezichtstelling zal wegvallen, hetgeen in de afgelopen periode is opgebouwd weer teniet zal worden gedaan.
De moeder stemt daarom in met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
4.3.
De vader brengt naar voren dat hij erg graag ook contact met [minderjarige 1] zou willen hebben, maar dat hij inziet dat dat op dit moment nog niet kan. De vader heeft daarvan veel verdriet en ziet met name daarin reden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling.
De vader hoopt dat [minderjarige 1] op enig moment zal gaan inzien dat de therapie die hij heeft ondergaan, en nog steeds ondergaat, hem heeft doen veranderen en dingen uit het verleden minder relevant worden. De vader verklaart [minderjarige 1] nimmer te zullen dwingen tot contact met hem. Voor wat betreft het contact tussen de ouders hoopt de vader dat zij, tenminste waar het de kinderen betreft, weer een normaal contact met elkaar zullen kunnen gaan hebben. De zaterdag voorgaande aan de mondelinge behandeling heeft de vader voor de eerste keer onbegeleide omgang met [minderjarige 2] gehad. Dat is goed verlopen. De vader heeft daar erg van genoten. Met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling is de vader het eens.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondeling behandeling blijkt dat sprake is van positieve ontwikkelingen, maar dat het nog te vroeg is om het zonder een ondertoezichtstelling te kunnen stellen. Zo heeft er tussen [minderjarige 2] en de vader pas eenmaal onbegeleide omgang plaatsgevonden. In de thuissituatie bij de moeder is voor [minderjarige 2] MST lopende. Aan school gaat [minderjarige 2] nu weer beginnen; de afgelopen maanden ging hij naar de dagbesteding. [minderjarige 1] staat aan de start voor deelname aan GIT-PD therapie en vangt weer aan met school. Mogelijk dat er door de komende therapie van [minderjarige 1] in de toekomst bij haar ook een opening kan gaan ontstaan voor contact met haar vader. Dat zal te zijner tijd nader moeten worden onderzocht. Ook voor het steeds meer toenemende contact tussen [minderjarige 2] en de vader zal moeten worden onderzocht wat aangaande het oudercontact de opties zijn en wat in dat opzicht minimaal nodig zal zijn. Alle ontwikkelingen hierin moeten worden afgewacht. Dit leidt ertoe dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn.
5.4.
Als (nieuwe) doelen binnen de ondertoezichtstelling worden (blijvend) aangemerkt:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] groeien op in een stabiele en veilige opvoedingssituatie, waarin zij
niet worden belast met spanningen, communicatie en samenwerkingsproblemen
tussen ouders. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] komen daardoor toe aan school en het verwerken
van hun traumaklachten en emotie-regulatie problemen;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben een (passend) onbelast en veilig contact met hun beide ouders;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren structuur, regels en grenzen die zij gezien hun leeftijd en
ontwikkeling nodig hebben.
5.5
[minderjarige 1] had aangegeven dat zij de beslissing van de kinderrechter het liefst te horen kreeg in een brief van de kinderrechter. Hierna is de tekst van die brief te lezen, die ook afzonderlijk naar [minderjarige 1] zal worden gestuurd.
Beste [minderjarige 1] ,
Op 13 maart 2024 heb je een gesprek gehad met de kinderrechter, over de vraag of de ondertoezichtstelling moet worden verlengd. De zitting met jouw gezinsvoogd en jouw ouders was op 14 maart. Je had de kinderrechter verteld dat je niet echt een mening had over de ondertoezichtstelling; als ze denken dat het moet of het beste is, dan moest hij maar verlengd worden. De gezinsvoogd en je ouders vertelden dat zij het nog nodig vonden om de ondertoezichtstelling te verlengen.
De kinderrechter is dat ook met jouw ouders en je gezinsvoogd eens. Jij en je broertje hebben nog hulp nodig en behandeling, omdat jullie met veel problemen zitten. Je broertje heeft nu weer contact met je vader en het is daarom ook goed dat er gekeken wordt hoe je ouders een beetje kunnen gaan overleggen. De ondertoezichtstelling gaat daarom een jaar langer duren. Jij hebt duidelijk aangegeven dat je je vader nu niet wilt zien. Iedereen is het er over eens dat je ook niet gedwongen moet worden om hem te zien. Voor nu heeft je vader nog wel gezag over jou.
Als je nog vragen hebt over de beslissing, dan kun je die het beste aan je gezinsvoogd stellen. Veel succes bij GIT-PD en op school!
5.5.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 20 maart 2024 tot 20 maart 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2024 door mr. Tempel, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 20 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.