In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2024 een beschikking gegeven in een spoedprocedure betreffende de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is aangespannen door de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De ouders van de minderjarigen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarigen in de thuissituatie, waar sprake is van acute onveiligheid en onvoldoende opvoedcapaciteiten van de moeder. De minderjarigen verblijven sinds 5 maart 2024 in een Veilige Opvang, maar de situatie daar is onhoudbaar geworden door zorgen over een broer van de minderjarigen.
De GI heeft met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing aangevraagd, omdat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een machtiging tot uithuisplaatsing is vervuld. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het dringend noodzakelijk is om de minderjarigen uit huis te plaatsen om hen te beschermen tegen onmiddellijk en ernstig gevaar. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van twee weken, met de mogelijkheid tot verlenging na een mondelinge behandeling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uithuisplaatsing onmiddellijk kan ingaan, ongeacht een eventueel hoger beroep.
De kinderrechter heeft de GI, de moeder en de vader in de gelegenheid gesteld om hun mening te geven tijdens de mondelinge behandeling, die gepland staat na de eerste periode van uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft benadrukt dat de minderjarigen behoefte hebben aan rust, stabiliteit en hulp om zich te kunnen ontwikkelen, en dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is om hen te beschermen tegen de onveilige thuissituatie.