ECLI:NL:RBZWB:2024:1997

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
C/02/419672
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor medische adviezen en therapieën in kort geding tussen ex-partners met minderjarige kinderen

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2024, vordert de vrouw vervangende toestemming om medische adviezen en therapieën voor haar minderjarige kind, [minderjarige 1], op te volgen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C.A. Geerts, heeft de man, vertegenwoordigd door mr. A. van Tol-Macharoblishvili, aangeklaagd. De vrouw stelt dat [minderjarige 1] dringend hulp nodig heeft, waaronder SI-therapie en traumatherapie, en dat de man zijn toestemming hiervoor weigert. De man betwist de spoedeisendheid van de vorderingen en stelt dat er al een procedure loopt bij Sterk Huis voor passende zorg.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er spoedeisend belang is bij de vorderingen van de vrouw, gezien de dringende behoefte aan therapie voor [minderjarige 1]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook bevestigd dat het in het belang van het kind is om snel met de therapieën te starten. De voorzieningenrechter verleent de vrouw vervangende toestemming voor de medische adviezen en de therapieën, en oordeelt dat de man de helft van de kosten van de therapieën moet betalen, indien deze niet door de verzekering of gemeente worden gedekt. De vordering van de vrouw om met de minderjarigen op vakantie te gaan naar Turkije wordt afgewezen, omdat de man inmiddels de benodigde toestemmingsformulieren heeft ondertekend. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/419672 FA RK 24-98
Vonnis in kort geding van 18 maart 2024
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat: mr. M.C.A. Geerts te Oirschot,
tegen
[de man],
hierna te noemen de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat: mr. A. van Tol-Macharoblishvili te Tilburg.

1.Het procesverloop

1.1.
De voorzieningenrechter oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de dagvaarding van 1 maart 2024;
- de brief van 4 maart 2024 van mr. Geerts met producties, genummerd 1 tot en met 15 (behorende bij de dagvaarding);
- de brief van 5 maart 2024 van mr. Geerts met producties, genummerd 16 tot en met 29;
- de conclusie van antwoord met producties, genummerd 1 tot en met 4;
- de brief van 7 maart 2024 van mr. Van Tol-Macharoblishvili, met bijlage.
1.2.
Op 8 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarigen en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit vereist.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen: partijen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast was een vertegenwoordigster namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, aanwezig om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren. Van de zijde van de vrouw is een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van [datum 1] 2020 van de rechtbank Amsterdam is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Verder is, voor zover nu van belang, het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan in die beschikking opgenomen. De beschikking is op [datum 2] 2021 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Uit hun huwelijk zijn de volgende, nog minderjarige, kinderen geboren:
- [minderjarige 1] ( [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] ( [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedag 2] 2017 te [geboorteplaats] ,
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
De minderjarigen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw. In het ouderschapsplan zijn partijen een ruime zorgregeling overeengekomen.
2.3.
Bij vonnis in kort geding van 2 mei 2023 is de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) die partijen in het ouderschapsplan waren overeengekomen, gewijzigd, in die zin dat de man en de minderjarigen
voorlopiggerechtigd zijn tot het hebben van
opbouwendcontact met elkaar op wijze zoals opgenomen in rechtsoverweging 4.9 van dit vonnis. Verder zijn partijen verwezen naar het Uniform Hulp Aanbod (hierna: UHA).
2.4.
Bij vonnis in kort geding van 9 januari 2024 is het contact tussen de man en de minderjarigen verder beperkt. In dit vonnis is bepaald dat de man en de minderjarigen
voorlopiggerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar in de even weken op zaterdag van 10.00 uur tot 14.00 uur en op zondag van 10.00 uur tot 14.00 uur, met de mogelijkheid tot uitbreiding. In beide gevallen lunchen zij bij/met de man. Verder heeft de voorzieningenrechter een bijzonder curator ten behoeve van de minderjarigen benoemd.
2.5.
Aangezien partijen het – in verband met de sporttijden van de minderjarigen – niet eens konden worden over de uitvoering van de vastgestelde zorgregeling, zijn zij overeengekomen dat de minderjarigen niet van 10.00 uur tot 14.00 uur, maar op beide voormelde dagen van 12.00 uur tot 16.00 uur bij de man verblijven.
2.6.
In het kader van het UHA worden partijen begeleid door Sterk Huis.
2.7.
Tussen partijen is bij de rechtbank een bodemprocedure aanhangig (bekend onder het zaaknummer: C/02/410501 / FA RK 23-2718). De vrouw is voornemens in die procedure, een verzoek tot eenhoofdig gezag te doen.

3.De vordering

3.1.
De vrouw vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. haar vervangende toestemming te geven om alle medische adviezen van de medische
specialisten, waarbij de minderjarigen onder behandeling te zijn, op te volgen, ook indien dat inhoudt het geven van medicatie aan de minderjarigen en te bepalen dat het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis in de plaats treedt van de benodigde toestemming van de man;
II. haar vervangende toestemming te geven om de SIT bij [naam 1] te starten
en te bepalen dat het door de voorzieningenrechter vonnis in de plaats treedt van de benodigde toestemming/handtekening van de man, en - indien aan deze therapie kosten verbonden zijn die niet door de gemeente en/of de ziektekostenverzekering worden gedekt - de man te veroordelen tot betaling van de helft van die kosten aan de vrouw;
III. haar vervangende toestemming te geven om de traumatherapie bij [naam 2] te starten en te bepalen dat het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis in de plaats treedt van de benodigde toestemming/handtekening van de man, en - indien aan deze therapie kosten verbonden zijn die niet door de gemeente en/of de ziektekostenverzekering worden gedekt - de man te veroordelen tot betaling van de helft van die kosten aan de vrouw;
IV. haar vervangende toestemming te geven om in de periode van 22 april tot en met
28 april met de minderjarigen op vakantie te gaan naar Turkije en te bepalen dat het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis in de plaats treedt van de benodigde toestemming/handtekening van de man;
V. de man te veroordelen in de aan de zijde van vrouw gevallen proceskosten, waaronder de deurwaarderskosten en de advocaatkosten te voldoen binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis en - voor het geval dat voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de 14e dag na dagtekening van het vonnis.
3.2.
Door en namens de vrouw is daartoe in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aangevoerd. Alle hulpverlenende instanties zijn het er al jaren over eens dat [minderjarige 1] dringend hulp nodig heeft. Dit blijkt ook nog eens uit het diagnostisch onderzoek dat recent door Sterk Huis is uitgevoerd en waarin zowel SI-therapie als traumatherapie noodzakelijk worden geacht. Door omstandigheden en wachtlijsten is er nog steeds geen hulpverlening tot stand gekomen. De vrouw heeft nu zelf zorgverleners gevonden, waarbij [minderjarige 1] op zeer korte termijn kan beginnen met voornoemde therapieën. [minderjarige 1] kan voor de SI-therapie terecht bij [naam 1]. De kosten van deze therapie worden gedekt door de ziektekostenverzekering van de vrouw. Voor de traumatherapie kan [minderjarige 1] terecht bij [naam 2]. De kosten van deze therapie worden niet vergoed door de ziektekostenverzekering, maar mogelijk wel door de gemeente. Indien en voor zover de kosten ook door de gemeente niet vergoed worden, dan moeten partijen ieder de helft van deze kosten dragen. De man weigert echter zijn toestemming te geven om met de therapieën te starten. De vrouw heeft spoedeisend belang bij haar vordering, omdat [minderjarige 1] dringend hulp nodig heeft en de SI-therapie bij [naam 1] geen doorgang kan vinden als partijen niet voor 18 maart 2024 toestemming hebben verleend.
Verder heeft [minderjarige 1] medische behandeling nodig in verband met zijn astma. De man weigert regelmatig toestemming te verlenen voor toediening van medicijnen, of hij verleent zijn toestemming (al dan niet onder voorwaarden) pas veel later nadat de betreffende arts de medicatie heeft voorgeschreven. De vrouw heeft spoedeisend belang bij haar vordering, omdat de arts op elk moment de voorgeschreven medicatie kan aanpassen of wijzigen en [minderjarige 1] de voorgeschreven medicatie meteen moet kunnen innemen.
Tot slot stelt de vrouw dat de man – ondanks dat hij haar middels e-mailberichten toestemming heeft gegeven om met de minderjarigen op vakantie te gaan naar Turkije van 22 tot en met 28 april 2024 – de daarvoor benodigde toestemmingsformulieren nog steeds niet heeft ondertekend. Zij heeft spoedeisend belang bij haar vordering, omdat de door haar geplande vakantie op korte termijn plaatsvindt.
3.3.
De man voert verweer tegen de vorderingen van de vrouw en concludeert, samengevat, tot afwijzing van die vorderingen. Hij betwist dat de vrouw spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Hij heeft immers zijn toestemming gegeven voor de vakantie naar Turkije en voor de astmamedicatie van [minderjarige 1] . Bij betwist niet dat [minderjarige 1] behandeling en medicatie voor de astma nodig heeft. In het kader van het UHA wordt gekeken naar een passende oplossing en zorg voor [minderjarige 1] , zodat het met spoed inschakelen van deskundigen die niet op de hoogte zijn van alle feiten en omstandigheden niet de oplossing is. Verder voert de man, ter onderbouwing van zijn verweer, samengevat, het volgende aan. De situatie van [minderjarige 1] is zeer complex. Daarom is het van groot belang dat de juiste hulp op het juiste moment wordt ingeschakeld, alles onder het dak van Sterk Huis. Het is dan ook niet in het belang van [minderjarige 1] , dat de vrouw eenzijdig afspraken met verschillende externe zorgverleners maakt. Daar komt bij dat de door de vrouw benaderde traumatherapeut geen therapie in de vorm van “Slapende honden? Wakker maken!” aanbiedt, hetgeen door Sterk Huis wel wordt geadviseerd. Het is juist dat er een wachtlijst is voor de SIT-therapie en traumatherapie via Sterk Huis. Er kan echter wel op korte termijn worden gestart met speltherapie, welke dan later wordt vervangen door SI-therapie.
Het is juist dat [minderjarige 1] astma heeft. Maar de behandelend arts meent ook een mentale component te herkennen; tijdens een crisis kunnen benauwdheid en paniek elkaar afwisselen waardoor een vicieuze cirkel ontstaat. Bij de voor te schrijven medicatie moet met alle omstandigheden rekening worden gehouden, maar de vrouw informeert de arts onvoldoende over de situatie van [minderjarige 1] . Verder houdt de vrouw de man slecht op de hoogte van de medische adviezen met betrekking tot de minderjarigen, als gevolg waarvan hij eerst zelf contact wenst te hebben met de betreffende arts voordat hij toestemming geeft voor het toedienen van voorgeschreven medicijnen.
De man heeft op 19 en 20 februari 2024 al toestemming gegeven voor de vakantie naar Turkije. Hij heeft de toestemmingsformulieren echter nog niet ondertekend, omdat de vrouw de formulieren niet, althans onvolledig, heeft ingevuld.
3.4.
Op de overige stellingen van partijen en het advies van de Raad wordt hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van de vorderingen, ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Op grond van de stukken en de toelichting door partijen tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vorderingen voldoende vast, omdat vast staat dat [minderjarige 1] op zeer korte termijn therapie en medicatie nodig heeft en de vrouw in april 2024 met de minderjarigen op vakantie wil gaan.
Vervangende toestemming met betrekking tot de SI-therapie en de traumatherapie
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad aangegeven dat het in het belang van [minderjarige 1] is dat hij zo snel mogelijk kan beginnen met SI-therapie en traumatherapie. Hij heeft deze vorm van hulpverlening nodig én de therapieën kunnen nu worden ingezet, terwijl er bij de door Sterk Huis in te schakelen zorgverleners wachtlijsten zijn. [minderjarige 1] wacht al te lang. De Raad onderschrijft wel dat er een vorm van samenwerking of contact tot stand moet komen tussen de door de vrouw genoemde zorgverleners en Sterk Huis.
4.3.
Artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De voorzieningenrechter neemt alsdan een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.4.
Partijen hebben het gezamenlijk gezag over de minderjarigen. Dit betekent dat de vrouw de toestemming van de man nodig heeft om de [minderjarige 1] te kunnen laten starten met de SI-therapie en de traumatherapie. Vast staat dat [minderjarige 1] al lange tijd hulp nodig heeft en dat de noodzaak voor [minderjarige 1] om te kunnen starten met therapie door tijdsverloop steeds spoedeisender is geworden. De wachttijd voor de SI-therapie via Sterk Huis is echter onbekend en de wachttijd voor de traumatherapie via Sterk Huis bedraagt 4 tot 5 maanden. Vast staat dat er op dit moment passende hulpverlening mogelijk is bij externe zorgverleners die geen (contract)relaties hebben met Sterk Huis. Het betreft SI-therapie bij [naam 1] en traumatherapie bij [naam 2]. Hoewel het normaal gesproken de voorkeur heeft om alle hulpverlening via Sterk Huis te laten lopen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de noodzaak dat [minderjarige 1] met hulpverlening kan starten zodanig spoedeisend is, dat het belang om nu te kunnen starten met hulpverlening zwaarder weegt dan de wens om alle zorg onder één dak te houden. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat alle betrokken zorgverleners hun bevindingen en de voortgang van [minderjarige 1] terugkoppelen met Sterk Huis. Verder is niet gebleken dat Sterk Huis partijen geen opvoedondersteuning kan bieden (al dan niet via [jeugdorganisatie]) wanneer voor [minderjarige 1] externe zorgverleners worden ingeschakeld. Met betrekking tot de traumatherapie merkt de voorzieningenrechter nog het volgende op. Sterk Huis heeft aangegeven dat het van belang is dat de in te schakelen traumatherapeut ervaring heeft met meervoudige trauma’s. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan “Slapende honden? Wakker maken!”, maar dit is geen vereiste. [naam 2] geeft weliswaar geen traumatherapie in de vorm van “Slapende honden? Wakker maken!”, maar de vrouw heeft onweersproken gesteld dat [naam 2] wel therapie aanbiedt voor meervoudige trauma’s die vergelijkbaar zijn met “Slapende honden? Wakker maken!”.
4.5.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van de vrouw om haar vervangende toestemming te geven om [minderjarige 1] te laten starten met SI-therapie bij [naam 1] en traumatherapie bij [naam 2], zullen worden toegewezen. Aangezien de vervangende toestemming zal worden verleend, welke toestemming de toestemming van de man vervangt - heeft de vrouw geen belang meer bij haar vordering te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de benodigde toestemming/handtekening van de man. Deze vordering zal worden afgewezen.
4.6.
De vordering van de vrouw om de man te veroordelen tot betaling van de helft van de kosten van de traumatherapie – voor zover deze niet door de zorgverzekering en/of de gemeente worden vergoed – zal worden toegewezen. Het is in het belang van [minderjarige 1] dat hij deze therapie nu kan starten. Indien en voor zover de kosten niet door derden worden vergoed, dienen partijen al gezagdragende ouders de kosten samen te dragen, ieder voor de helft. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw verklaard dat de traumatherapie ongeveer € 105,= per sessie bedraagt. Dit betekent dat het aandeel van de man maximaal
€ 52,50 per sessie bedraagt. Gesteld noch gebleken is dat de man niet de draagkracht heeft deze kosten te voldoen.
Vervangende toestemming met betrekking tot medische aangelegenheden
4.7.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad aangegeven dat het een teken van verantwoord ouderschap is, dat de man kritische vragen heeft als het gaat om medicatie voor de minderjarigen. Dit neemt niet weg dat van een gezagdragende ouder mag worden verwacht dat hij ervoor zorgdraagt dat geadviseerde medische zorg zo snel mogelijk kan worden ingezet en dat daarin geen vertraging ontstaat.
4.8.
Artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag, zoals medische aangelegenheden, op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De voorzieningenrechter neemt alsdan een zodanige beslissing als hem/haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.9.
Partijen hebben het gezamenlijk gezag over de minderjarigen. Dit betekent dat de vrouw de toestemming van de man nodig heeft om medische adviezen op te volgen en om de minderjarigen medicatie te geven. Vast staat dat [minderjarige 1] astma heeft en dat hij in de afgelopen periode meermaals in het ziekenhuis is opgenomen vanwege ernstige klachten die gerelateerd waren aan astma. Het is dan ook in het belang van [minderjarige 1] dat door een arts voorgeschreven medicatie zo snel mogelijk kan worden toegediend. Vast staat dat de man inmiddels toestemming heeft gegeven voor het gebruik van het medicijn Montelukast, maar het is in het belang van [minderjarige 1] dat eventuele wijzigingen in de (dosering van de) medicatie zo snel mogelijk kunnen worden ingezet. De vordering van de vrouw zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de vervangende toestemming vooralsnog enkel wordt verleend voor zover het medicatie voor de astma van [minderjarige 1] betreft. Gesteld noch gebleken is dat [minderjarige 2] op dit moment medische behandeling nodig heeft en dat [minderjarige 1] op dit moment, naast behandeling van zijn astma, nog andere medische zorg nodig heeft. Voor zover de vordering betrekking heeft op [minderjarige 2] en op overige medische behandeling van [minderjarige 1] , zal deze worden afgewezen. De voorzieningenrechter geeft partijen mee dat het in het belang van de minderjarigen is dat partijen, met name op het gebied van medische aangelegenheden, constructief en voortvarend met elkaar communiceren. Zo heeft het de voorkeur dat partijen samen naar ziekenhuisafspraken gaan. Kan dat niet, dan zullen zij voorafgaand aan de afspraak duidelijk bij elkaar moeten aangeven wat de reden is van de afspraak, waarover gesproken gaat worden en welke vragen er zijn, zodat na afloop van de afspraak snel kan worden gehandeld als het gaat om toestemming voor behandeling en/of medicatie.
Vervangende toestemming vakantie
4.10.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man alsnog de voor de vakantie benodigde toestemmingsformulieren ondertekend. De vrouw heeft hierop haar vordering ingetrokken. Aangezien de gronden van de vordering niet meer kunnen worden onderzocht, zal de vordering worden afgewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.11.
De voorzieningenrechter zal de toewijzende beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd door de vrouw. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er daartegen hoger beroep wordt ingesteld.
Proceskosten
4.12.
De vorderingen van partijen om de ander te veroordelen in de proceskosten zal worden afgewezen. Het uitgangspunt is dat de proceskosten in procedures tussen
(ex-)echtgenoten tussen hen worden gecompenseerd. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen door partijen is aangevoerd onvoldoende aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent aan de vrouw – ter vervanging van de toestemming van de man – vervangende toestemming om alle medische adviezen van de medische specialisten, waarbij de [minderjarige 1] voor zijn astma onder behandeling is, op te volgen, ook indien dat inhoudt het geven van medicatie aan de [minderjarige 1] voor zijn astma;
5.2.
verleent aan de vrouw – ter vervanging van de toestemming van de man – vervangende toestemming om de SI-therapie voor de [minderjarige 1] bij [naam 1] te starten en om de traumatherapie voor de [minderjarige 1] bij [naam 2] te starten;
5.3.
veroordeelt de man om de helft van de kosten van de in 5.2 genoemde therapieën aan de vrouw te betalen, indien en voor zover die kosten niet door de gemeente en/of de ziektekostenverzekering worden gedekt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2024 door mr. Toekoen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Bishop-van Kollenburg, griffier.