Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie;
- de brief van 7 maart 2024 van mr. F. Ergec, houdende vermeerdering van eis in reconventie;
- het e-mailbericht van 7 maart 2024 van mr. Koop-van Vliet, met als bijlage een schriftelijke reactie van de vrouw op de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie.
2.De feiten
- [minderjarige 1] (roepnaam: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedag 1] 2016 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] ( [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedag 2] 2019 te [geboorteplaats] .
3.Het geschil in conventie en in reconventie
4.De beoordeling in conventie en in reconventie
na betekeningvan dit vonnis aan de man. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, met dien verstande dat deze zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden. Aangezien [minderjarige 1] zijn hoofdverblijf heeft bij de vrouw, heeft de vrouw geen belang bij haar vordering tot toevertrouwing van [minderjarige 1] aan haar. Deze vordering zal worden afgewezen. De toewijzing van de vordering van de vrouw met betrekking tot de afgifte van [minderjarige 1] , leidt ertoe dat de primaire vordering van de man zal worden afgewezen.
voorlopiggerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
Raadsonderzoek in KG met zaaknummer 419384 KG ZA 24-90’.
5.De beslissing
voorlopiggerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
15 juni 2024 pro formadient te worden ingebracht in bovengenoemde bodemprocedure;