ECLI:NL:RBZWB:2024:2003

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
C/02/411238 / FA RK 23-3057
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Zuijdweg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor erkenning en wijziging gezag na intrekking door verzoeker

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vervangende toestemming voor erkenning van een minderjarige. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.J.F. Snoek, had verzocht om vervangende toestemming voor erkenning van zijn kind, geboren op [geboortedag] 2014, en om gezamenlijk ouderlijk gezag. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. W. Tiggelaar, was het niet eens met dit verzoek en voerde aan dat de man onvoldoende betrokkenheid had getoond in het leven van het kind en dat erkenning schadelijk zou zijn voor de emotionele ontwikkeling van het kind.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 februari 2024 waren de man en de bijzondere curator niet verschenen, terwijl de vrouw en haar advocaat wel aanwezig waren. De bijzondere curator, mr. V.C. Serrarens, had eerder geadviseerd om het verzoek van de man toe te wijzen, maar de vrouw betwistte dit advies. De rechtbank heeft de verzoeken van de man aangehouden in afwachting van verdere hulpverleningstrajecten en de uitkomst daarvan.

Op 14 maart 2024 heeft de man zijn verzoeken ingetrokken, en de vrouw heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze intrekking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeken niet meer voorliggen en heeft deze afgewezen. De beslissing is genomen door rechter mr. M. Zuijdweg en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. De Haas. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/411238 / FA RK 23-3057
Datum uitspraak: 26 maart 2024
Beschikking vervangende toestemming erkenning en wijziging gezag
in de zaak van
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. N.J.F. Snoek te [woonplaats] ,
tegen
[de vrouw],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. W. Tiggelaar te Middelburg,
over de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2014.
Als belanghebbende wordt in onderhavige zaak aangemerkt:
mr. V.C. SERRARENS, advocaat te Middelburg, in haar hoedanigheid als bijzondere curator over de hiervoor genoemde [minderjarige] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.
1. Het nadere procesverloop
1.1. Het nadere procesverloop blijkt uit de navolgende stukken:
- de tussenbeschikking van 5 september 2023 en alle daarin opgenomen en vermelde stukken;
- het op 2 oktober 2023 ontvangen verslag en advies van de bijzondere curator;
- het F9-formulier van mr. Tiggelaar van 16 oktober 2023, met bijlage;
- het F9-formulier van mr. Snoek van 16 oktober 2023, met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Snoek van 14 maart 2024, met bijlage, ontvangen na de mondelinge behandeling;
- het F9-formulier van mr. Tiggelaar van 14 maart 2024, ontvangen na de mondelinge behandeling.
1.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 februari 2024. Bij die
behandeling is verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Tevens zijn verschenen
de advocaat van de man en een vertegenwoordigster van de Raad.
De man en de bijzondere curator zijn, hoewel tijdig en juist opgeroepen, zonder bericht van
verhindering niet verschenen.

2.De nadere beoordeling

2.1.
De rechtbank verwijst naar de tussenbeschikking van 5 september 2023. In deze beschikking is mr. Serrarens tot bijzondere curator over de [minderjarige] benoemd ex artikel 1:212 BW en is het verzoek van de man om hem vervangende toestemming voor erkenning te verlenen aangehouden in afwachting van het verslag en advies van de bijzondere curator daaromtrent en de reactie van partijen daarop. Daarnaast blijkt uit deze beschikking dat partijen zich destijds konden vinden in een verwijzing naar het zorgloket van de samenwerkende gemeenten ten behoeve van de inzet van een zorgtraject zonder voorafgaande mondelinge behandeling van de verzoeken van de man in de bodemprocedure. De rechtbank heeft bij deze beschikking in overeenstemming met partijen het binnen dit traject te bereiken resultaat vastgelegd, te weten: de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor het kind en het kind heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund. De beslissing op het verzoek van de man tot vaststelling van een zorg- en contactregeling is voorts voor de duur van negen maanden aangehouden om partijen gelegenheid te geven deel te nemen aan de hulpverleningstrajecten van het UHA. Deze periode is nog niet verstreken en daarom zal de rechtbank thans nog niet beslissen op het verzoek van de man tot het vaststellen van een zorg- en contactregeling.
2.2.
Op 2 oktober 2023 heeft de rechtbank het verslag en advies van de bijzondere curator ontvangen. De bijzondere curator adviseert – kort samengevat – om het verzoek van de man om hem vervangende toestemming voor erkenning te verlenen, toe te wijzen nu vaststaat dat de man de biologische vader van de [minderjarige] is en er geen sprake is van reële risico’s dat [minderjarige] door de erkenning wordt belemmerd in zijn evenwichtige sociaal psychologische en emotionele ontwikkeling. Voorts concludeert de bijzondere curator, op basis van de gesprekken met de vrouw en de man, dat het niet aannemelijk is dat de vrouw, in geval van erkenning, in een zodanig onevenwichtige psychische toestand zou komen te verkeren, dat zij niet meer in staat zou zijn om [minderjarige] een stabiel opvoedingsklimaat te bieden.
2.3.
Vervolgens heeft de rechtbank op 16 oktober 2023 zowel een reactie van de vrouw als van de man op het verslag en advies van de bijzondere curator ontvangen. De rechtbank stelt vast dat de vrouw zich niet kan vinden in het advies van de bijzondere curator. Volgens de vrouw is de man onvoldoende op de hoogte van wat een erkenning inhoudt en is de man onduidelijk over zijn bedoelingen. De vrouw betwijfelt of de man zich voldoende bewust is van wat [minderjarige] nodig heeft en of de man zich niet (uitsluitend) laat leiden door zijn eigen wensen. Zij acht het van belang dat er eerst nader onderzoek wordt gedaan, [minderjarige] wordt gehoord en het reeds ingezette hulpverleningstraject wordt afgewacht voordat de rechtbank beslist op het afstammingsverzoek, zodat er meer zicht komt op de mogelijkheden en belemmeringen ten aanzien van het contactherstel en de mogelijkheden van de man om een stabiele rol in het leven van [minderjarige] te spelen. De rechtbank constateert voorts dat de man zich kan verenigen met het advies van de bijzondere curator. De man heeft daarnaast op 16 oktober 2023 een aanvullend verzoek ingediend om samen met de vrouw met het ouderlijk gezag over [minderjarige] te worden belast.
2.4.
Gelet op het voorgaande liggen ten tijde van de mondelinge behandeling ter beoordeling aan de rechtbank voor de verzoeken van de man om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
hem vervangende toestemming te verlenen als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 BW, zodat hij de minderjarige kan erkennen;
de ouders voortaan gezamenlijk te belasten met het ouderlijk gezag over hun minderjarige kind [minderjarige] .
2.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw aangevoerd dat [minderjarige] door de erkenning wel degelijk in zijn evenwichtige sociaal psychologische en emotionele ontwikkeling zal worden belemmerd, omdat [minderjarige] de afgelopen jaren telkens door de man is teleurgesteld en de ontstane onduidelijkheid over een mogelijke rol van de man in het leven van [minderjarige] een negatieve weerslag op [minderjarige] heeft. De man heeft zijn vaderrol nooit vervuld, is lange tijd uit beeld geweest en komt ook nu zijn belafspraken met [minderjarige] regelmatig niet na. Daarnaast toont de man geen enkele betrokkenheid bij of interesse in [minderjarige] . Volgens de vrouw kan de erkenning van [minderjarige] door de man niet aan de orde zijn zolang de man [minderjarige] geen stabiliteit en continuïteit kan bieden. Derhalve verzoekt de vrouw primair om het verzoek om de man vervangende toestemming voor erkenning te verlenen af te wijzen en subsidiair om dit verzoek aan te houden in afwachting van een gesprek van [minderjarige] met de rechter en de uitkomst van het hulpverleningstraject. Hoewel de vrouw zich inzet voor dit traject, is er nog geen zicht op resultaten. Er is nog geen verbetering in de communicatie tussen partijen bereikt en het vertrouwen van de vrouw in de man is nog niet hersteld. De vrouw merkt tot slot op dat het verzoek van de man om hem mede met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] te belasten dient te worden aangehouden in afwachting van de hulpverleningstrajecten van het UHA, net zoals ten aanzien van het verzoek van de man om een omgangsregeling vast te stellen is beslist.
2.6.
Namens de man is ten tijde van de mondelinge behandeling aangegeven dat de man instemt met het advies van de bijzondere curator om hem vervangende toestemming voor erkenning te verlenen. De in de wet omschreven contra-indicaties doen zich hier niet voor en dat betekent dat de vervangende toestemming voor de erkenning dient te worden verleend, aldus de advocaat van de man. Ook het verzoek van de man om hem mede met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] te belasten dient te worden toegewezen nu niet blijkt dat [minderjarige] als gevolg daarvan klem of verloren zal raken tussen partijen en het gezamenlijk gezag evenmin anderszins niet in zijn belang is. Namens de man wordt verder opgemerkt dat beide partijen zich inzetten voor de hulpverlening en hard werken om het vertrouwen in elkaar te herstellen en hun onderlinge verstandhouding te verbeteren. De volgende stap is het toewerken naar fysieke omgang tussen de man en [minderjarige] . Het is tot slot onjuist dat de man tot op heden geen enkele rol heeft gespeeld in de opvoeding en verzorging van [minderjarige] , zoals de vrouw stelt. De man heeft in het verleden vele pogingen gedaan om contact op te nemen met [minderjarige] en wilde op de hoogte blijven van wat er in [minderjarige] en zijn leven omgaat.
2.7.
De Raad heeft zich ten tijde van de mondelinge behandeling aangesloten bij het standpunt van de bijzondere curator. De erkenning van [minderjarige] door de man zal er niet toe leiden dat de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met [minderjarige] worden geschaad of de evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [minderjarige] in het gedrang komt. Het is bovendien in het belang van [minderjarige] dat er een familierechtelijke betrekking tussen hem en de man wordt gevestigd en de juridische situatie in overeenstemming met de huidige feitelijke situatie wordt gebracht. De Raad stelt voorts dat het verzoek van de man om hem mede met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] te belasten moet worden aangehouden in afwachting van de ingezette hulpverleningstrajecten van het UHA. Met name het vertrouwen tussen partijen dient eerst te worden hersteld.
2.8.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft mr. Snoek namens de man bij F9-formulier van 14 maart 2024 de beide voornoemde verzoeken ingetrokken.
2.9.
Bij F9-formulier van 14 maart 2024 heeft mr. Tiggelaar te kennen gegeven dat de vrouw geen bezwaar heeft tegen de intrekking van de verzoeken.
2.10.
De rechtbank stelt vast dat de man de verzoeken om hem vervangende toestemming voor erkenning te verlenen alsmede om hem mede met het gezamenlijk ouderlijk gezag over de [minderjarige] te belasten heeft ingetrokken. Nu deze verzoeken niet meer voorliggen, behoeven deze geen nadere beoordeling en beslissing meer. De rechtbank zal de verzoeken afwijzen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst de verzoeken van de man af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Zuijdweg, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024, in aanwezigheid van de griffier, mr. De Haas.
Tegen deze tussenbeslissing staat geen hoger beroep open.