ECLI:NL:RBZWB:2024:2007
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 maart 2024 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel die aan de veroordeelde was opgelegd. De officier van justitie had de tenuitvoerlegging gevorderd, omdat de veroordeelde zich niet had gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan de ISD-maatregel waren verbonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de reclassering geen contact heeft kunnen krijgen met de veroordeelde, waardoor er geen reclasseringstoezicht kon plaatsvinden. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen, omdat de veroordeelde reeds een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar had uitgezeten voor een feit van relatief geringe ernst. De rechtbank oordeelde dat het niet opportuun was om de vordering toe te wijzen, aangezien de veroordeelde de ISD-maatregel 'materieel gezien' al had uitgezeten. De rechtbank heeft ook besloten om de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke maatregel waren verbonden, te schrappen, terwijl de algemene voorwaarden blijven voortduren. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de jongste rechter niet in de gelegenheid was om de beslissing te ondertekenen.