ECLI:NL:RBZWB:2024:2008

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
C/02/419364 JE RK 24-311
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Struijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de ontwikkeling en hechting

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, met als doel de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. De ouders, die beiden belast zijn met het ouderlijk gezag, hebben ingestemd met de ondertoezichtstelling, maar er zijn grote zorgen over de hechtingsrelatie tussen de kinderen en hun vader, die al meer dan drie maanden geen contact met hen heeft gehad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen, mede door de conflicten tussen de ouders en het gebrek aan samenwerking. De kinderrechter heeft besloten om de kinderen onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming Brabant, met als doel het contact tussen de vader en de kinderen te herstellen en een hulpverleningstraject op te starten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/419364 / JE RK 24-311
Datum uitspraak: 14 maart 2024

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

locatie Breda, hierna te noemen: de raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2021 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. L.E. Swart,

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat mr. T.E. Kranenburg.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Brabant, hierna te noemen de GI.

Het verloop van de procedure

De kinderrechter neemt mee in haar beoordeling het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 20 februari 2024.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, met zijn advocaat;
- de moeder, met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
Gelijktijdig met onderhavige zaak is behandeld het verzoek in de procedure die gaat over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, bij de rechtbank bekend onder zaaknummer: C/02/407452 FA RK 23-1247. In die zaak is bij afzonderlijke beschikking beslist,

De feiten

[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn erkend door vader.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.

Het verzoek

De raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het standpunt van verzoeker

De raad ziet grote zorgen en risico’s ten aanzien van de kwaliteit van de hechtingsrelatie tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en hun sociaal-emotionele ontwikkeling, nu er al ruim drie maanden geen contact geweest tussen vader de kinderen. Daarbij is er onvoldoende perspectief op een duurzaam onbelast contact tussen de ouders en de kinderen onder eigen verantwoordelijkheid van de ouders. Ook zijn de kinderen meermaals blootgesteld aan conflicten, spanningen en onrust tussen de ouders waardoor zij op regelmatige basis een gevoel van onveiligheid hebben gekend.
De ouders komen niet tot gezamenlijke oplossingen en zijn niet in staat contactherstel te realiseren. Ondanks inzet van hulpverlening van de gemeente lukt het ouders niet om gemaakte afspraken na te komen. De moeder voelt geen ruimte om te werken aan contactherstel en een nieuwe traject aan te gaan. Zij heeft daar geen vertrouwen meer in en voelt zich niet gehoord in de zorgen die zij heeft over vader.
De raad geeft aan dat binnen de ondertoezichtstelling zo spoedig mogelijk het contact tussen vader en de kinderen hersteld moet worden en dat een hulpverleningstraject moet worden ingezet voor ouders. Gedacht kan worden aan een traject binnen Groei Jeugdhulp.

De standpunten van belanghebbenden

De ouders hebben op de mondelinge behandeling aangegeven dat zij begrijpen dat een ondertoezichtstelling nodig is en dat zij hiermee instemmen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Er is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Gebleken is dat er al ruim drie maanden geen contact is tussen de vader en de kinderen. Dit is zorgelijk nu de kinderen nog erg jong zijn en hierdoor mogelijk de kwaliteit van de hechtingsrelatie, en daarmee hun sociaal-emotionele ontwikkeling, op negatieve wijze kan worden beïnvloed. Ook is het zorgelijk dat de kinderen in het verleden veelvuldig zijn geconfronteerd met spanningen en ruzies tussen ouders.
Gelet op de verhouding tussen ouders en hetgeen in het vrijwillig kader is geprobeerd is de verwachting niet dat zij onder eigen verantwoordelijkheid een duurzaam contactherstel kunnen realiseren. In het kader van een hulpverleningstraject via het Uniform Hulp Aanbod is geprobeerd aan de communicatie tussen ouders te werken en tot afspraken te komen, maar dit is niet gelukt. Ook is gebleken dat het ouders niet lukt om zich aan gemaakte afspraken te houden. De moeder geeft aan dat zij geen vertrouwen heeft in vader en de opvoedsituatie bij vader. Vader heeft het idee dat moeder alles doet om contact tussen hem en de kinderen in de weg te zitten. De ouders zijn niet in staat om binnen een vrijwillig kader de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen weg te nemen. Het is nodig dat regie wordt gevoerd in een gedwongen kader, zodat de juiste hulpverlening kan worden ingezet, maar deze niet vroegtijdig wordt stopgezet, en er tot een duurzaam contact tussen ouders en de kinderen kan worden gekomen.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.
Als doelen waaraan tijdens de ondertoezichtstelling in het kader van de ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gewerkt moet worden, worden aangemerkt:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben een voorspelbaar, fijn, onbelast contact met hun beide ouders;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben geen last van de wijze waarop ouders met elkaar communiceren en samenwerken;
- ouders hebben vertrouwen in elkaar als opvoeders, waardoor zij in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gezamenlijk belangrijke keuzes en beslissingen te kunnen maken.
Om deze doelen te bereiken is nodig dat op korte termijn het contact tussen vader en de kinderen structureel wordt hersteld. Partijen hebben op de mondelinge behandeling voor de korte termijn en met onmiddellijke ingang afspraken over de omgang gemaakt en de kinderrechter heeft voor de periode daaropvolgend een voorlopige zorgregeling bepaald, maar om tot een duurzaam contactherstel te komen is naar het oordeel van de kinderrechter regie van een jeugdbeschermer nodig. Verder is het van belang dat ouders een hulpverleningstraject ingaan ten behoeve van het invullen van hun gezamenlijk ouderschap. Er moet constructief gepraat worden over de zorgen van moeder, hoe deze kunnen worden weggenomen en hoe partijen in de toekomst samen beslissingen kunnen nemen over de kinderen. De raad heeft een traject geadviseerd bij Groei Jeugdhulp, en ook de kinderrechter acht dit passend. In dit traject kunnen ouders eerst individueel met een eigen coach in gesprek gaan om vanuit daar te kijken op welke wijze er ingezet kan gaan worden op het vormgeven van een gezamenlijk ouderschap. De GI heeft op de mondelinge behandeling aangegeven met de ouders aan deze doelen te kunnen gaan werken.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant met ingang van 14 maart 2024 tot 14 maart 2025;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2024 door mr. Struijs, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Reijerse als griffier, en op schrift gesteld op 20 maart 2024.
DATUM.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.