Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
[de vader] ,
Stichting Jeugdbescherming Brabant, hierna te noemen de GI.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, met als doel de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. De ouders, die beiden belast zijn met het ouderlijk gezag, hebben ingestemd met de ondertoezichtstelling, maar er zijn grote zorgen over de hechtingsrelatie tussen de kinderen en hun vader, die al meer dan drie maanden geen contact met hen heeft gehad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen, mede door de conflicten tussen de ouders en het gebrek aan samenwerking. De kinderrechter heeft besloten om de kinderen onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming Brabant, met als doel het contact tussen de vader en de kinderen te herstellen en een hulpverleningstraject op te starten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.