ECLI:NL:RBZWB:2024:202

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
10307372 \ CV EXPL 23-310 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van nutsvoorzieningen en proceskostenveroordeling

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft [eiser in conventie], handelend onder de naam [groepsaccommodatie], een vordering ingesteld tegen [gedaagden in conventie] voor de betaling van € 2.851,02, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering betreft een afrekening van kosten voor nutsvoorzieningen over de periode 2019-2022, waarbij [eiser in conventie] stelt dat [gedaagden in conventie] een bedrag van € 2.335,27 dienen bij te betalen. De huurovereenkomst is per 1 september 2023 beëindigd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser in conventie] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gevorderde bedragen. De kantonrechter oordeelt dat [eiser in conventie] niet heeft voldaan aan de verplichting om binnen zes maanden na het verstreken kalenderjaar een overzicht van de in rekening gebrachte kosten voor nutsvoorzieningen te verstrekken, zoals vereist door artikel 7:259 lid 2 BW. Bovendien heeft [eiser in conventie] geen deugdelijke onderbouwing van de vordering gepresenteerd, wat leidt tot de afwijzing van de vordering.

De kantonrechter heeft [eiser in conventie] veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 464,00, ten gunste van [gedaagden in conventie]. De kosten in reconventie zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 17 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10307372 \ CV EXPL 23-310
Vonnis van 17 januari 2024
in de zaak van
[eiser in conventie]
handelend onder de naam [groepsaccommodatie]
zaakdoende te [plaats]
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
hierna te noemen: [eiser in conventie]
gemachtigde: mr. R.J. Oost
tegen

1.[gedaagde in conventie 1]

en
2. [gedaagde in conventie 2]
beiden (voorheen) wonend te [plaats]
gedaagde partijen in conventie
eisende partijen in reconventie
hierna samen te noemen: [gedaagden in conventie]
gemachtigde: mr. W.G.M. Vos

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 april 2023 en de daarin vermelde stukken;
- de akte in conventie van [eiser in conventie] houdende producties E2 en E4 t/m E6, tevens conclusie van antwoord in reconventie;
- de akte van [eiser in conventie] houdende producties E7 t/m E11;
- de akte van [gedaagden in conventie] houdende producties 9 t/m 14, tevens akte wijziging van eis in reconventie;
- de mondelinge behandeling van de zaak op 22 augustus 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.

2.De feiten

Bij de beoordeling van het geschil gaat de kantonrechter uit van het volgende:
Met ingang van 1 februari 2020 verhuurde [eiser in conventie] aan [gedaagde in conventie 2] de recreatiewoning [nummer] aan het [adres 1] te [plaats] .
[gedaagde in conventie 1] is van rechtswege medehuurder van deze woonruimte.
De maandelijkse huurprijs bedroeg € 746,00, inclusief btw en de kosten die betrekking hebben op de afvalinzameling en op het televisie- en wifisignaal.
Daarnaast diende [gedaagde in conventie 2] iedere maand € 100,00 aan [eiser in conventie] te betalen als voorschot op de kosten van gas, water en elektriciteit.
De woonruimte is voorzien van meters die het verbruik van gas, elektriciteit en water registeren.
Medio 2023 heeft [eiser in conventie] aan [gedaagden in conventie] laten weten dat voor het verbruiken van gas, elektriciteit en water in de periode 2019-2022 zij € 2.335,27 dienden bij te betalen. [gedaagden in conventie] hebben hier niet aan voldaan.
Door opzegging is de huurovereenkomst geëindigd per 1 september 2023.

3.Het geschil

in conventie
3.1
[eiser in conventie] vordert veroordeling van [gedaagden in conventie] tot betaling van € 2.851,02, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, alsmede veroordeling van hen in de proceskosten.
3.2
[gedaagden in conventie] voeren verweer en concluderen [eiser in conventie] in zijn vorderingen niet ontvankelijk te verklaren, althans die vorderingen af te wijzen en [eiser in conventie] te veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van deze procedure.
in reconventie
3.3
[eisers in reconventie] hebben aanvankelijk een tweetal vorderingen tegen [verweerder in reconventie] ingesteld. Eén daarvan, die betrekking had op het verstrekken van een wachtwoord voor het wifinetwerk, hebben zij in hun voorafgaande aan de mondelinge behandeling ingediende akte, ingetrokken. De andere vordering, betreffende de extra betalingen van in totaal € 300,00 aan voorschotten, hebben zij ter zitting ingetrokken.
3.4
[verweerder in reconventie] heeft tegen deze vorderingen verweer gevoerd. Na intrekking daarvan handhaaft hij zijn conclusie om [eisers in reconventie] in de proceskosten te veroordelen.

4.De beoordeling

4.1
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in conventie
4.2
De vordering van [eiser in conventie] bestaat uit de afrekening van voorzieningen (€ 2.335,27), buitengerechtelijke incassokosten (€ 350,29) en wettelijke rente vanaf de dag van verzuim (€ 165,46). De vordering wordt afgewezen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.3
Op enig moment heeft [eiser in conventie] het verbruik van genoemde nutsvoorzieningen in de periode vanaf 3 juni 2019 tot 1 juni 2022 genoteerd. De eerstgenoemde datum volgt uit de reservering van de recreatiewoning per die datum door (de vader van) [gedaagde in conventie 1] . In het reserveringsformulier, noch in de door [gedaagde in conventie 2] ondertekende huurovereenkomst zijn standen van de verschillende meters vermeld. Ter zitting heeft [eiser in conventie] verklaard dat hij op 3 juni 2019 de meterstanden heeft opgenomen en dat hij op 1 juni 2022 in aanwezigheid van [gedaagden in conventie] de meterstanden opnieuw heeft opgenomen. [gedaagden in conventie] verklaarden dat zij indertijd van [eiser in conventie] geen opgave van de beginstanden van de meters hebben ontvangen en overigens die standen ook niet zelf hebben opgenomen. Zij hebben weersproken dat [eiser in conventie] in hun aanwezigheid de meterstanden heeft opgenomen. [eiser in conventie] heeft vervolgens in een handgeschreven notitie het verschil tussen de ‘beginstand’ en de ‘eindstand’ van de drie meters in de betreffende periode genoteerd en daarbij prijzen genoteerd. Ter zitting verklaarde hij dat die prijzen de gemiddelde prijzen zijn van de betreffende nutsvoorziening in de voorbije drie jaren. Bescheiden ter onder-bouwing daarvan, in het bijzonder de afrekeningen die hijzelf in die jaren van de betreffende nutsbedrijven ontving, heeft hij niet overgelegd.
4.4
Ingevolge artikel 7:259 lid 2 BW verstrekt de verhuurder binnen zes maanden van het verstreken kalenderjaar aan de huurder een naar de soort uitgesplitst overzicht van de in dat kalenderjaar in rekening gebrachte kosten voor nutsvoorzieningen. [eiser in conventie] heeft dit niet gedaan. Hoewel op het niet tijdig verstrekken van zo’n overzicht door de wet geen sanctie is gesteld mag van [eiser in conventie] minstens worden verwacht dat hij het verbruik en de kosten daarvan deugdelijk onderbouwt, in plaats van te volstaan met een handgeschreven notitie met daarin veronderstelde meterstanden en prijzen (productie E4). Bij brief van 1 november 2022 aan [eiser in conventie] hebben [gedaagden in conventie] om de onderliggende documenten gevraagd.
4.5
Eerst bij akte brengt [eiser in conventie] enkele stukken in het geding, maar die zijn onvoldoende om de thans aanhangige vordering te onderbouwen. Het betreft een overzicht van het maandelijkse stroomverbruik op het [adres 1] in de periode mei 2022 tot en met mei 2023. Het overzicht ziet niet specifiek op de door [gedaagden in conventie] gehuurde woonruimte [nummer] aan het betreffende adres. En voor zover het betreft de afrekening waarvan thans betaling wordt gevorderd zijn enkel de maanden mei en juni 2022 daarin weergegeven. Een tweede overzicht dat [eiser in conventie] in het geding brengt betreft een ander adres, namelijk het [adres 2] . Zonder toelichting, die ontbreekt, is onduidelijk waarom dit overzicht wordt overgelegd. Daarnaast legt [eiser in conventie] facturen over die betrekking hebben op de levering van propaangas aan het [adres 3] , waaruit niet het verbruik door [gedaagden in conventie] kan worden herleid en die deels eveneens geen betrekking hebben op de periode van de afrekening die in dit geding aan de orde is.
4.6
Naar het oordeel van de kantonrechter is de vordering van [eiser in conventie] dan ook onvoldoende onderbouwd om de gegrondheid daarvan te kunnen beoordelen. [eiser in conventie] aanbod om bewijs van zijn stellingen bij te brengen wordt gepasseerd. Vaste rechtspraak is immers dat bewijslevering niet in aanmerking komt ten aanzien van onvoldoende onderbouwde stellingen.
4.7
Nu het gevorderde bedrag wegens afrekening van nutsvoorzieningen niet wordt toegewezen delen de bijkomende vorderingen inzake buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente dit lot.
4.8
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [eiser in conventie] veroordeeld in de proceskosten. Aan de zijde van [gedaagden in conventie] worden die kosten vastgesteld op € 464,00 voor het salaris van hun gemachtigde (2 punten x € 232,00).
in reconventie
4.9
Nu [eisers in reconventie] de door hen ingestelde vorderingen hebben ingetrokken behoeft daarop niet meer te worden beslist.
4.1
Gezien de beperkte omvang van het gevoerde debat worden de kosten van de procedure in reconventie gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
wijst de vordering van [eiser in conventie] af;
veroordeelt [eiser in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden in conventie] vastgesteld op € 464,00;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
compenseert de kosten van de procedure, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.