Namens de moeder is schriftelijk, kort samengevat, aangevoerd dat de moeder via een WhatsApp-bericht te weten is gekomen dat er een nieuwe jeugdzorgwerker betrokken is. Daarnaast heeft er op 26 februari 2024 een gesprek plaatsgevonden tussen de GI, [jeugdorganisatie] en de moeder over eventuele hulpvragen en wat de GI noodzakelijk zou vinden. Volgens de moeder zouden de GI en [jeugdorganisatie] verder praten, maar hiervan heeft zij niets meer vernomen. Buiten het contactmoment op 26 februari 2024 heeft de moeder niets van de GI gehoord, terwijl zij heeft aangegeven het belangrijk te vinden dat de GI bij haar thuis langskomt. Daarnaast is de moeder het niet eens met de stelling van de GI dat [minderjarige 1] zou vastlopen. De GI weet dit ook niet nader te onderbouwen. In de visie van de moeder is de ondertoezichtstelling contraproductief.
Bij de mondelinge behandeling wordt in aanvulling hierop – en tevens in reactie op het standpunt van de Raad en de GI – door en namens de moeder, samengevat, nog het volgende aangevoerd. De door de GI aangevulde nuances van de school zijn een verschil van dag en nacht. Waar eerder wordt aangegeven dat [minderjarige 1] het schooljaar niet zou halen, wordt nu gezegd dat zij goede resultaten bereikt. In plaats van dat zij niet aan leren zou toekomen, wordt nu voorgehouden dat zij onvoldoende tot leren komt. Waar het raadsrapport eerder spreekt van een stagnerende schoolgang, kan hiervan niet meer worden gesproken. Dat er geen zicht is op de thuissituatie van de moeder is te wijten aan de GI. De moeder heeft altijd gezegd – en ook nu – dat de GI welkom is bij haar thuis en dat er ook met de minderjarigen mag worden gesproken. De moeder is ten volle bereid om haar medewerking te verlenen, echter wordt dit door de GI niet opgepikt. Voor de moeder is onduidelijk waar intensieve hulpverlening van [jeugdorganisatie] voor nodig is. Dat zij geen hulpvraag heeft, betekent niet dat zij hulpverlening afhoudt. Volgens de moeder kan [minderjarige 1] altijd bespreken waar zij mee zit, ook binnen het netwerk. Niet onderbouwd is dat [minderjarige 1] dusdanig last heeft van het overlijden van haar vader, dat hulpverlening noodzakelijk is en ook school daardoor stagneert. Wanneer [minderjarige 1] daarvoor oud genoeg is, mag zij van de moeder zelf contact opnemen met de familie haar vader.
De moeder erkent de slechte verhouding met school. Het door de GI aangevoerde incident heeft inderdaad plaatsgevonden, maar verliep anders: de minderjarigen waren daar niet bij aanwezig en de politie is niet op school gekomen. Daarnaast weet de moeder niets van een officiële waarschuwing.
De moeder ziet de ontwikkelingsbedreiging niet en vraagt zich af waar de ondertoezichtstelling nog voor dient. Bovendien heeft de ondertoezichtstelling een grote impact op de moeder. Zij slaapt daardoor slecht en ervaart spanningen. Dit is niet goed voor de minderjarigen. De moeder verzoekt de kinderrechter om het resterende deel van het verzoek af te wijzen, omdat onvoldoende onderbouwd is wat de noodzaak is van een ondertoezichtstelling. Er is geen concrete ontwikkelingsbedreiging en wanneer er zorgen zijn over school, is er altijd nog een leerplichtambtenaar die betrokken kan raken.