ECLI:NL:RBZWB:2024:205

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
C/02/415388 / JE RK 23-1903
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige na intrekking door de gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2020. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling (GI) optrad. De ouders van de minderjarige zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag. Eerder, op 15 augustus 2023, was de minderjarige onder toezicht gesteld en was er een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die zou duren tot 15 februari 2024. De minderjarige woonde bij de oma aan moederszijde, die als pleegmoeder fungeerde.

De GI heeft op 11 januari 2024 een briefrapportage ingediend waarin zij verzocht om een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van zes maanden. Echter, tijdens de procedure heeft de GI het verzoek ingetrokken, omdat er geen signalen van acute onveiligheid meer waren bij de oma mz en zij meewerkte aan de hulpverlening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, gezien de intrekking van het verzoek, er geen verdere beoordeling of beslissing nodig was.

De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen, waarbij een advocaat betrokken moet zijn. De uitspraak benadrukt het belang van stabiliteit voor de minderjarige en de rol van de GI in het proces.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/415388 / JE RK 23-1903
Datum uitspraak: 17 januari 2024
Nadere beschikking machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
locatie Amsterdam, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[de minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E.A.G. van Acker te Sint Jansteen,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de oma mz],
de pleegmoeder en oma moederszijde (mz),
hierna te noemen: de oma mz,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E.A.G. van Acker te Sint Jansteen.

1.Het nadere verloop van de procedure

1.1.
Het nadere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 25 november 2023, en alle daarin opgenomen en vermelde stukken;
- de briefrapportage van de GI van 11 januari 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 11 januari 2024.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 15 augustus 2023 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 15 augustus 2023 en tot 15 augustus 2024. Tevens is er ten aanzien van [de minderjarige] een machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin verleend met ingang van 15 augustus 2023 en tot 15 februari 2024.
2.3.
Op grond van die beschikking woont [de minderjarige] bij oma mz.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De beoordeling

De GI heeft het verzoek tot het uithuisplaatsen van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van zes maanden middels de briefrapportage d.d. 11 januari 2024 ingetrokken, omdat er thans geen signalen van acute onveiligheid worden gezien bij de oma mz, de oma mz meewerkt aan de hulpverlening en overplaatsingen van [de minderjarige] zoveel mogelijk beperkt moeten worden. Nu dit verzoek is ingetrokken, behoeft het verzoek geen beoordeling en beslissing meer. De kinderrechter zal het verzoek daarom afwijzen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
wijst het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg af.
Deze beslissing is gegeven door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.