ECLI:NL:RBZWB:2024:205
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- mr. Duinhof
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige na intrekking door de gecertificeerde instelling
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2020. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling (GI) optrad. De ouders van de minderjarige zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag. Eerder, op 15 augustus 2023, was de minderjarige onder toezicht gesteld en was er een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die zou duren tot 15 februari 2024. De minderjarige woonde bij de oma aan moederszijde, die als pleegmoeder fungeerde.
De GI heeft op 11 januari 2024 een briefrapportage ingediend waarin zij verzocht om een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van zes maanden. Echter, tijdens de procedure heeft de GI het verzoek ingetrokken, omdat er geen signalen van acute onveiligheid meer waren bij de oma mz en zij meewerkte aan de hulpverlening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, gezien de intrekking van het verzoek, er geen verdere beoordeling of beslissing nodig was.
De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen, waarbij een advocaat betrokken moet zijn. De uitspraak benadrukt het belang van stabiliteit voor de minderjarige en de rol van de GI in het proces.