ECLI:NL:RBZWB:2024:2060

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
23/639
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van proceskostenvergoeding in bezwaar bij naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 maart 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had een naheffingsaanslag opgelegd voor parkeerbelasting, welke na bezwaar door de heffingsambtenaar werd vernietigd. Echter, het verzoek van de belanghebbende om een proceskostenvergoeding in de bezwaarfase werd afgewezen. De rechtbank behandelt de vraag of deze afwijzing terecht was.

De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd, omdat op het moment van controle geen bewijs was dat er sprake was van laden en lossen. De rechtbank oordeelt dat de herroeping van de naheffingsaanslag niet het gevolg was van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid, zoals vereist door artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar op basis van de beschikbare informatie op het moment van de naheffingsaanslag terecht heeft gehandeld.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de belanghebbende geen recht heeft op een proceskostenvergoeding in bezwaar en ook het griffierecht niet terugkrijgt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/639

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 maart 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: mr. N.G.A. Vorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van 30 december 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag met betrekking tot de parkeerbelasting (de naheffingsaanslag) opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd. Het verzoek van belanghebbende om een kostenvergoeding toe te kennen heeft de heffingsambtenaar afgewezen.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: [naam] namens de heffingsambtenaar.
1.5.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of de heffingsambtenaar de proceskostenvergoeding in bezwaar terecht heeft afgewezen. De rechtbank beoordeelt dit geschil in beroep aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De naheffingsaanslag is opgelegd, omdat de auto met [kenteken] op 9 augustus 2022 om 20.49 uur geparkeerd stond aan de [straat] te Tilburg. Bij controle is gebleken dat belanghebbende geen parkeerbelasting had betaald. Op basis van het bezwaar van belanghebbende is voldoende aannemelijk geworden dat er geen sprake was van parkeren, maar van laden en lossen. Om die reden is de naheffingsaanslag vernietigd.
Heeft de heffingsambtenaar het verzoek tot proceskostenvergoeding in bezwaar terecht afgewezen?
5. Artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten in de bezwaarfase, indien het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Volgens belanghebbende is in dit geval sprake van een dergelijke onrechtmatigheid.
5.1.
De heffingsambtenaar stelt zicht op het standpunt dat het bestreden besluit niet is herroepen (ingetrokken) vanwege een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid. Gelet op de beschikbare informatie kon er niet worden opgemaakt dat er sprake was van laden en lossen. Dat betekent dat de naheffingsaanslag ten tijde van de controle terecht is opgelegd. Dat er na het indienen van het bezwaar en het opvragen van ondersteunend bewijs blijkt dat het wel gaat om laden en lossen doet daar niet aan af. Volgens de heffingsambtenaar is er daarom niet voldaan aan het gestelde in artikel 7:15 van de Awb, zodat geen proceskostenvergoeding in bezwaar is verschuldigd.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar op het moment van de oplegging van de naheffingsaanslag terecht ervan uit is gegaan dat er geen sprake was van laden of lossen. Op basis van de op dat moment beschikbare gegevens is de naheffingsaanslag terecht opgelegd. Dit besluit is herroepen, maar dat is niet gebeurd vanwege een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Het besluit is herroepen op basis van gegevens die voor het eerst onder de aandacht van de heffingsambtenaar kwamen, nadat belanghebbende bezwaar had gemaakt en met aanvullende gegevens had onderbouwd dat er geen sprake was van parkeren, maar van laden of lossen. Naar het oordeel van de rechtbank is er dus geen sprake van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid, zoals bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb. De heffingsambtenaar heeft het verzoek om een proceskostenvergoeding in de bezwaarfase dan ook terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat belanghebbende geen proceskostenvergoeding in bezwaar krijgt. Belanghebbende krijgt daarom ook het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenvergoeding in beroep bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van M.J.D.I.M. Vinken, griffier, op 28 maart 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Hoger beroep moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.