Op 15 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vermeende vaders in het buitenland vooralsnog geen gezag hebben, omdat de moeder geen relevante documenten heeft overgelegd. De moeder is momenteel gedetineerd, wat de situatie van de kinderen beïnvloedt. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd voor een periode van zes maanden, van 2 april 2024 tot 2 oktober 2024, en heeft tevens een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. Dit besluit is genomen in het belang van de ontwikkeling van de kinderen, die momenteel in een gezinshuis verblijven. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de relevante stukken en rapportages van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming meegenomen. De moeder heeft aangegeven dat zij zich kan vinden in de uitgangspunten van de GI, terwijl de GI heeft gesteld dat de kinderen niet bij de ouders kunnen wonen vanwege hun detentie en de lopende strafzaken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder eenhoofdig gezag heeft over de kinderen, maar dat de juridische status van de vermeende vaders onduidelijk is. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de huidige omstandigheden van de ouders en de kinderen een verlenging van de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing rechtvaardigen.