Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- het tussenvonnis van 18 mei 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 4;
- de door [gedaagde] ingediende productie 5;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 januari 2023 en de daaraan gehechte stukken;
- het depot van 11 januari 2023;
- de conclusie na mondelinge behandeling van [eiser] met productie 14 tot en met 18;
- de conclusie na mondelinge behandeling van [gedaagde] met producties 10 tot en met 20;
- de antwoordconclusie na mondelinge behandeling van [eiser] met productie 19;
- de antwoordconclusie na mondelinge behandeling van [gedaagde] ;
- de akte uitlaten productie van [gedaagde] .
3.De feiten
hr tech dig” van een crediteur met [nummer] dat staat voor “
overige crediteuren”.
€ 254.000,- ontvangen vanuit [eiser] . [eiser] heeft [gedaagde] op 25 oktober 2021 gevraagd naar een verklaring voor deze betalingen. Omdat [gedaagde] hiervoor geen verklaring had, is hij op dezelfde dag op staande voet ontslagen.
4.Het geschil
€ 41.187,00 (exclusief btw, inclusief griffierecht) aan werkelijke proceskosten, derhalve een totaalbedrag van € 550.613,00.
€ 509.426,94 of een ander in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve data waarop [gedaagde] overboekingen naar zichzelf heeft gedaan, althans de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling;
5.De beoordeling
NJ2012/233,
Duka/Achmea).
- dagvaarding € 100,32
- griffierecht € 3.533,00
- salaris advocaat € 10.239,00 (3 punten x tarief VII € 3.413,00)
- nakosten
- explootkosten € 2.132,04
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat