ECLI:NL:RBZWB:2024:2074

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
C/02/418742 / JE RK 24-188
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met zorgen over sociaal-emotionele ontwikkeling en gameverslaving

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 maart 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2007. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 1 april 2024, en de gecertificeerde instelling (GI) verzocht om een verdere verlenging van een jaar. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die onder andere te maken heeft met een gameverslaving en een gebrek aan sociaal-emotioneel contact met leeftijdsgenoten en zijn moeder.

Tijdens de mondelinge behandeling op 25 maart 2024 waren de ouders en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft de zorgen van de GI over de schoolprestaties en de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige gehoord. De vader erkent de zorgen, maar heeft ook aangegeven dat de minderjarige momenteel goede resultaten op school behaalt. De moeder pleit voor meer stimulans van de vader voor contact tussen haar en de minderjarige.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de minderjarige nog steeds aanwezig zijn, met name over zijn gameverslaving en het ontbreken van fysiek contact met zijn moeder. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 1 april 2025, met de verwachting dat de GI zal werken aan het verbeteren van de samenwerking tussen de ouders en het herstel van contact tussen de minderjarige en zijn moeder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan binnen drie maanden worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/418742 / JE RK 24-188
Datum uitspraak: 25 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen: de GI (gecertificeerde instelling),
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 5 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 maart 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 1 april 2023 verlengd tot 1 april 2024.
2.3.
[minderjarige] woont bij zijn vader.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
Aan haar (schriftelijke) verzoek legt de GI ten grondslag dat er geen contact is tussen de ouders. Noodzakelijke communicatie vindt tussen de ouders veelal indirect plaats, voornamelijk via de kinderen. Vanaf de aanvang van de ondertoezichtstelling zijn er al zorgen over de schoolprestaties van [minderjarige] . Inmiddels is hij van het gymnasium afgegleden naar de HAVO. Vanwege het veelvuldige schoolverzuim is een coach van “ [zorgaanbieder 1] ” ingezet. Het doel van de inzet van “ [zorgaanbieder 1] ” is om [minderjarige] zo goed mogelijk in beeld te houden. Naast school zijn er zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] en over zijn veelvuldige gamegedrag. [minderjarige] heeft nauwelijks contact met leeftijdsgenoten en zit veelal op zijn eigen kamer. De vader is niet in staat gebleken om de game-verslaving van [minderjarige] te doorbreken. Recent heeft de GI daarom contact gelegd met [zorgaanbieder 2] voor gesprekken met het gezin en daaraan gekoppeld een gezinsopname of een ambulant traject, zodat bekeken kan worden of dat helpend kan zijn om de ontstane patronen te doorbreken en de vader tools te geven om hierin verandering aan te brengen. Een andere zorg is dat [minderjarige] tot aan de ondertoezichtstelling vijf jaar lang geen contact meer had gehad met zijn moeder. Daarna is [minderjarige] weer geregeld naar zijn moeder gegaan, maar dat contact is inmiddels weer stil komen te liggen. Op dit moment bestaat het contact van [minderjarige] met zijn moeder enkel uit contact via de app. Het laatste fysieke contact tussen hen beiden dateert van Kerst 2024. Naar de mening van de GI moeten daarin nog stappen worden gezet.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI hieraan toegevoegd dat de gezinsopname de week ervoor zou plaatsvinden, maar geen doorgang meer heeft gevonden. Het ontbrak de vader daarvoor aan de benodigde motivatie. Uiteindelijk hebben er op een andere manier observaties plaatsgevonden. Volgens de GI heeft zij het verslag van de observaties pas op de ochtend van de mondelinge behandeling ontvangen, waardoor zij zich nog in die stukken (verder) moet inlezen. Duidelijk is al wel dat er de nodige aandachtspunten zijn en dat om [minderjarige] een goede toekomst te bezorgen er nog de nodige stappen gezet moeten worden. Met de vader dient daarover nog het gesprek te worden gevoerd.
Een zorg is ook dat de vader gestopt is met het traject van [minderjarige] bij [zorgaanbieder 3] .
Op school laat [minderjarige] momenteel goede resultaten zien volgens de vader. Naar de mening van de GI laat dit onverlet dat er naast het gamegedrag ook zorgen zijn over het jonge emotionele niveau waarop [minderjarige] functioneert, alsook over het ontbrekende fysieke contact met zijn moeder. Een verlenging van de ondertoezichtstelling met een jaar is nog zeker nodig.
4.2.
De vader heeft aangegeven dat hij de zorgen over het gamegedrag van [minderjarige] ten volle erkent en dat hij open staat voor hulpverlening daarvoor. Ook erkent de vader dat hij niet heeft meegewerkt aan de gezinsopname van [zorgaanbieder 2] , omdat de organisatie daarvan hem onprofessioneel overkwam. Volgens de vader heeft hij vervolgens gekozen voor het aangeboden alternatief, waaraan hij volledig heeft meegewerkt. Er is toen op kantoor in twee dagen tijd in totaal gedurende zo’n vier uurtjes gesproken met de vader en [minderjarige] . Naar de mening van de vader kan daaraan dan weinig waarde worden gehecht. Hij heeft het hierover gemaakte verslag bovendien nog niet kunnen inzien. De vader heeft voorts aangegeven dat hij zeer onlangs op de school van [minderjarige] op oudergesprek is geweest. Gebleken is dat [minderjarige] daar momenteel positieve resultaten behaalt en dat hij dit jaar naar verwachting zal overgaan. De vader erkent bovendien dat [minderjarige] nog weinig contact heeft met zijn moeder. Naar de mening van de vader is dat de keuze van [minderjarige] zelf. Volgens de vader vindt [minderjarige] dat hij bij zijn moeder te weinig omhanden heeft en heeft de ervaring geleerd dat zijn moeder te weinig naar hem omkijkt. Tegen contact tussen [minderjarige] en zijn moeder op zich heeft de vader geen bezwaar. Voor wat betreft het contact tussen de ouders onderling is de vader van mening dat deze beperkt moet blijven tot de hoogstnoodzakelijke communicatie. Voor wat betreft het verzoek is de vader van mening dat medio het einde van dit schooljaar bekeken moet worden hoe [minderjarige] zich op dat moment ontwikkelt, en dat bij goed verloop, de ondertoezichtstelling op dat moment afgesloten moet en kan worden.
4.3.
De moeder heeft naar voren gebracht dat het voor het contact tussen haar en [minderjarige] in haar ogen erg helpend zou zijn, indien de vader dit contact bij [minderjarige] meer zou stimuleren. Naar de mening van de moeder laat de vader dit na. Hierbij is er volgens de moeder sprake van het nog geheel ontbrekende contact tussen de ouders zelf. Dat alles zo zijnde verklaart de moeder achter een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de verzochte duur van twaalf maanden te staan.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.3.
Uit de stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat de zorgen over [minderjarige] nog groot zijn. Zo is bij [minderjarige] sprake van een gameverslaving. Hij heeft nauwelijks contact met leeftijdsgenoten en zit veelal op zijn kamer. Een andere grote zorg is het nog ontbrekende (fysieke) contact tussen de moeder en [minderjarige] . Het is belangrijk dat er meer structuur in het contact komt. Tevens is een aandachtspunt het voor zijn kalenderleeftijd te lage sociaal-emotionele niveau waarop hij zou functioneren. De kinderrechter acht het gelet op zijn leeftijd van groot belang dat mogelijke interventies ter vermindering van de bestaande zorgen in de komende periode daadwerkelijk worden ingezet. De kinderrechter doet voorts een beroep op de vader om zo veel als mogelijk is het herstel van contact met de moeder bij [minderjarige] te stimuleren. Daarnaast doet de kinderrechter een beroep op de moeder om bij zichzelf na te gaan of het mogelijk is [minderjarige] meer aandacht te geven, nu bij hem mogelijk het idee bestaat dat de moeder meer aandacht voor en interesse heeft in [naam] dan voor/in hem.
Dit alles leidt ertoe dat [minderjarige] nog ernstig in zijn sociaal-emotionele- en identiteitsontwikkeling wordt bedreigd en dat de gronden voor de ondertoezichtstelling van [minderjarige] nog steeds aanwezig zijn. Van de GI wordt verwacht dat zij in de komende periode van ondertoezichtstelling zal bezien in hoeverre en op welke wijze de samenwerking tussen de ouders kan worden verbeterd en wat er verder nodig is om contactherstel tussen [minderjarige] en de moeder te vergemakkelijken. Tevens dient de GI oog te hebben voor de game verslaving van [minderjarige] en zijn sociaal-emotioneel functioneren en of voor deze problematiek specifieke hulpverlening noodzakelijk is. Naar verwachting zal met dit alles nog geruime tijd zijn gemoeid. Om die reden bestaat er onvoldoende aanleiding om de ondertoezichtstelling in duur te beperken zoals betoogd door de vader. Het verzoek zal daarom onverminderd worden toegewezen.
5.4.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 1 april 2024 tot 1 april 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024 door mr. De Graaf, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 29 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.