Op 25 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2010. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 1 april 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin (bij de oma) verlengd tot 1 oktober 2024. De zaak werd behandeld in een mondelinge zitting met gesloten deuren, waarbij de ouders, de GI (Stichting Jeugdbescherming Brabant) en de minderjarige aanwezig waren. De kinderrechter heeft de belangen van de minderjarige, die momenteel bij haar oma verblijft, zorgvuldig afgewogen. De GI heeft aangegeven dat de minderjarige nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd door de ouderlijke conflicten en dat er onvoldoende emotionele steun is vanuit belangrijke personen in haar leven. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om uiterlijk een week voor de volgende pro forma zitting verslag uit te brengen over de voortgang van de hulpverlening en de situatie van de minderjarige. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.