In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 3 januari 2024 een vonnis gewezen inzake de benoeming van deskundigen. De zaak betreft een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.J. van den Boogaard, en gedaagde, vertegenwoordigd door mr. S.A. Wensing, over de kwaliteit van een paard dat op 2 juni 2020 is aangeschaft. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de benoeming van de deskundigen en de wijze waarop deze benoeming tot stand is gekomen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de bezwaren van eiseres niet opwegen tegen de gebruikelijke gang van zaken in dergelijke procedures. De voorgestelde deskundigen, dr. [naam 1] en dr. [naam 2], beiden verbonden aan de faculteit diergeneeskunde van Utrecht University, zijn benoemd om onderzoek te verrichten naar de gezondheidstoestand van het paard en de mogelijke oorzaken van eventuele aandoeningen. De rechtbank heeft het voorschot voor het deskundigenonderzoek vastgesteld op € 8.258,25, inclusief btw, en heeft bepaald dat eiseres dit bedrag binnen twee weken moet voldoen. De deskundigen zijn opgedragen om hun onderzoek zelfstandig uit te voeren en een schriftelijk rapport op te stellen binnen zes maanden na betaling van het voorschot. De rechtbank heeft verder aangegeven dat partijen de deskundige moeten voorzien van alle benodigde informatie en toegang moeten verlenen tot relevante plaatsen voor het onderzoek. De beslissing over het voorschot is uitvoerbaar bij voorraad, en verdere beslissingen zijn aangehouden.