ECLI:NL:RBZWB:2024:21

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
9177890 CV EXPL 21-1576 (T2)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • R. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van deskundigen in civiele zaak met betrekking tot non-conformiteit van een paard

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 3 januari 2024 een vonnis gewezen inzake de benoeming van deskundigen. De zaak betreft een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.J. van den Boogaard, en gedaagde, vertegenwoordigd door mr. S.A. Wensing, over de kwaliteit van een paard dat op 2 juni 2020 is aangeschaft. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de benoeming van de deskundigen en de wijze waarop deze benoeming tot stand is gekomen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de bezwaren van eiseres niet opwegen tegen de gebruikelijke gang van zaken in dergelijke procedures. De voorgestelde deskundigen, dr. [naam 1] en dr. [naam 2], beiden verbonden aan de faculteit diergeneeskunde van Utrecht University, zijn benoemd om onderzoek te verrichten naar de gezondheidstoestand van het paard en de mogelijke oorzaken van eventuele aandoeningen. De rechtbank heeft het voorschot voor het deskundigenonderzoek vastgesteld op € 8.258,25, inclusief btw, en heeft bepaald dat eiseres dit bedrag binnen twee weken moet voldoen. De deskundigen zijn opgedragen om hun onderzoek zelfstandig uit te voeren en een schriftelijk rapport op te stellen binnen zes maanden na betaling van het voorschot. De rechtbank heeft verder aangegeven dat partijen de deskundige moeten voorzien van alle benodigde informatie en toegang moeten verlenen tot relevante plaatsen voor het onderzoek. De beslissing over het voorschot is uitvoerbaar bij voorraad, en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 9177890 CV EXPL 21-1576
vonnis d.d. 3 januari 2024
inzake
[eiser],
wonende te [plaats 1] aan het [adres 1] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. P.J. van den Boogaard, advocaat te Geertruidenberg,
tegen
[gedaagde]h.o.d.n.
[bedrijf],
wonende en zaakdoende te [plaats 2] aan het [adres 2] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.A. Wensing, advocaat te Emmen.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] ” en “ [gedaagde] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 25 oktober 2023 met de daarin vermelde processtukken;
b. het e-mailbericht van [gedaagde] van 21 november 2023 met bijlagen;
c. de akte van [gedaagde] van 22 november 2023 met één productie.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij tussenvonnis in deze zaak van 5 januari 2022 zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het in dat tussenvonnis uitgesproken voornemen om dr. [naam 1] en dr. [naam 2] , beiden verbonden aan de faculteit diergeneeskunde van Utrecht University, tot deskundigen te benoemen, alsmede over de daarin geformuleerde vragen en de omvang van het te storten voorschot.
2.2
[gedaagde] heeft bij e-mailbericht van 31 januari 2022 bericht zich te refereren aan de te benoemen deskundigen, het voorschot en de voorgestelde vragen.
2.3
Bij akte van 2 februari 2022 heeft [eiser] haar verbazing uitgesproken over de wijze dat de kantonrechter tot de te benoemen deskundigen is gekomen. Zij acht het gevraagde voorschot buitengewoon veel geld. Dit, tezamen met de wijze waarop tot de voorgestelde deskundigen is gekomen, zou ertoe moeten leiden dat andere deskundigen worden benoemd. Zij draagt in haar akte twee alternatieve deskundigen voor. Zij stelt vervolgens voor een aantal voorgestelde vragen aan te passen.
2.4
Bij antwoordakte van 2 maart 2022 bericht [gedaagde] dat zij niet akkoord gaat met de door [eiser] voorgestelde deskundigen, nu deze door haar zijn aangezocht. Het genoemde voorschot door één van de deskundigen is enkel een schatting, die nog vermeerderd moet worden met btw, zodat het nagenoeg geen verschil oplevert met het bedrag van de voorgestelde deskundigen. De andere deskundige is een bekende van de gemachtigde van [gedaagde] , zodat deze deskundige geen optie is. Bovendien is van die deskundige geen schatting van de kosten bekend. Zij vraagt de voorgestelde deskundigen te benoemen.
2.5
De kantonrechter overweegt dat het betreurenswaardig is dat [eiser] de wijze waarop de te benoemen deskundigen zijn aangezocht heeft ervaren, zoals zij in haar akte heeft weergegeven. Dit neemt echter niet weg, zoals ook door het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch is overwogen, dat dit de gebruikelijke gang van zaken is. Dit is onvoldoende om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de deskundigen. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding niet over te gaan tot het benoemen van de voorgestelde deskundigen.
2.6
Het voorgestelde voorschot geeft ook geen aanleiding om tot een ander oordeel te leiden. Zoals door [gedaagde] is aangegeven vloeit uit het bericht van dr. [naam 3] , één van de door [eiser] voorgestelde deskundigen, voort dat bij zijn begroting geen rekening is gehouden met de btw, zodat de voorgestelde voorschotten niet veel van elkaar verschillen. Daarbij volgt uit het door dr. [naam 3] voorgestelde bedrag niet dat rekening is gehouden met de extra voorwaarden, waaraan een deskundigenrapport volgens de Leidraad deskundigen in civiele zaken moet voldoen.
2.7
De kantonrechter merkt bij het voorgaande op dat, nu de zaak bijna een jaar heeft stilgelegen, de deskundigen is gevraagd een nieuwe indicatie van het voorschot te geven. Rekening houdende met de thans geldende uurprijs en de extra processtukken hebben de deskundigen het voorschot geïndiceerd op een bedrag van € 8.258,25 (inclusief btw) op basis van een uurprijs van € 375,00 (exclusief btw). Dit betreft echter enkel een indicatie, zodat dit niet betekent dat dit het daadwerkelijke bedrag is. Daarbij komen de kosten van dit onderzoek uiteindelijk ten laste van die partij die (behoudens eventuele compensatie van kosten) naar de bij eindvonnis uit te spreken beslissing de kosten behoort te dragen;
2.8
Met betrekking tot de voorgestelde vragen overweegt de kantonrechter het volgende.
2.8.1
[eiser] heeft herformulering van de eerste twee vragen voorgesteld. De kantonrechter kan zich hierin vinden, zodat de vragen zullen worden gesteld conform het voorstel van [eiser] .
2.8.2
Bij vraag 3 wijst [eiser] op een onduidelijkheid en vraagt een toevoeging te doen. Gelet op de onduidelijkheid zal de kantonrechter de vraag verduidelijken. De aanvulling is niet van belang, nu dit niet bijdraagt aan de vraag of het paard bij aankoop non-conform was.
2.8.3
[eiser] heeft bij vraag 4 nog een toevoeging voorgesteld. Nu dit mogelijk een rol kan spelen voor het oordeel of sprake is van non-conformiteit zal de kantonrechter de toevoeging in de vraag opnemen.
2.8.4
Tegen de overige vragen is geen bezwaar gemaakt, zodat deze zullen worden gesteld, zoals is voorgesteld in het vonnis van 5 januari 2022.
2.9
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
a. Is het paard behept met enig (chronisch) letsel of aandoening?
b. Wat kunnen de mogelijke oorzaken hiervan zijn? Kunt u bij de beantwoording van deze vraag oorzaken in het algemeen noemen en oorzaken toegespitst op de omstandigheden in de onderhavige zaak?
c. Is, gelet op de behandelgeschiedenis van het paard, telkens sprake geweest van hetzelfde letsel?
d. Was dit letsel aanwezig bij het moment van aankoop/levering op 2 juni 2020 (is het te antidateren)? En zo ja, had dit letsel opgemerkt moeten worden bij de aankoopkeuring?
e. Is dit letsel behandelbaar? En zo ja, wat zijn de daarmee gemoeide kosten en de verwachte behandeltijd? Is het de verwachting dat het paard na de behandeling kan worden ingezet als sportpaard L1 of hoger?
4.2
benoemt tot deskundige: dr. [naam 1] en dr. [naam 2] , beiden verbonden aan de faculteit diergeneeskunde van Utrecht University,
het voorschot
4.3
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 8.258,25 (inclusief btw) op basis van een uurprijs van € 375,00 (exclusief btw),
4.4
bepaalt dat [eiser] het voorschot dient te voldoen en wel
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
4.5
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
4.6
bepaalt dat [eiser] het procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
4.7
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
4.8
wijst de deskundige er op dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
- de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
4.9
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
4.1
draagt de deskundige op om uiterlijk zes maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in
drievoud in te leveren ter griffie van de rechtbank in te leveren, van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, Centraal deskundigenbureau, locatie Breda, postbus 8727, 4820 BA Breda,onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
4.11
wijst de deskundige er op dat:
- uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
4.12
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
4.13
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen van
[datum],
4.14
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken
of
- na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht door partijen op een termijn van vier weken,
4.15
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
4.16
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en is in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2024.