ECLI:NL:RBZWB:2024:2104

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
10661723 CV EXPL 23-2717 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur en tegenvordering wegens schadevergoeding in het kader van een overeenkomst van opdracht

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser, een B.V., een vordering ingesteld tegen gedaagde, eveneens een B.V., tot betaling van een bedrag van € 7.520,30, voortvloeiend uit een overeenkomst van opdracht. Eiser heeft werkzaamheden verricht in opdracht van gedaagde, die de in rekening gebrachte kosten te hoog vond. De kantonrechter oordeelde dat niet alle in rekening gebrachte uren terecht waren, maar dat gedaagde wel een deel moest betalen. Gedaagde heeft een tegenvordering ingesteld van € 1.689,75, die onder andere betrekking had op een factuur van de gemeente Breda en schadevergoeding voor extra kosten die gemaakt zijn door fouten van eiser. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde recht had op betaling van de factuur van de gemeente, maar de schadevergoeding werd afgewezen. De procedure omvatte een dagvaarding, conclusies van antwoord, en een mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft de vorderingen en tegenvorderingen beoordeeld en een beslissing genomen over de toewijzing van de bedragen, waarbij de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10661723 \ CV EXPL 23-2717
Vonnis van 27 maart 2024
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
verwerende partij tegen de tegenvordering,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [b.v.] ,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
eisende partij met een tegenvordering,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.C. Boelen, werkzaam bij DAS rechtsbijstand.
De zaak in het kort
[eiser] heeft in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden verricht. [gedaagde] is het niet eens met de kosten die daarvoor in rekening zijn gebracht. Hij vindt deze te hoog. De kantonrechter is van oordeel dat niet alle in rekening gebrachte uren terecht zijn, maar [gedaagde] moet wel een deel betalen. [gedaagde] heeft als tegeneis twee vorderingen. De eerste is een factuur van de gemeente Breda. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] dit bedrag aan [gedaagde] moet betalen. De door [gedaagde] gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen. Hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen, wordt in dit vonnis toegelicht.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 augustus 2023 met bijlagen;
- de conclusie van antwoord met tegeneis en bijlagen;
- de conclusie van antwoord op de tegeneis met bijlagen;
- het tussenvonnis van 4 oktober 2023
- de mondelinge behandeling van 12 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

Tussen [eiser] en [gedaagde] staan de volgende feiten vast:
a. [gedaagde] wilde een bouwplan ontwikkelen voor het verbouwen van de woning aan de [adres] in [plaats 2] (hierna te noemen: de woning). De door [gedaagde] hiervoor ingeschakelde architect werd ziek. [eiser] heeft het traject overgenomen.
In de opdrachtbevestiging van 24 november 2021 is tussen partijen een uurtarief van € 90,- exclusief btw afgesproken.
Op 17 december 2021 is de eerste aanvraag voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het verbouwen en vergroten van de woning ingediend door [eiser] . Bij deze aanvraag zijn ook tekeningen en documenten ingediend die zijn gemaakt en voorbereid door de architect die eerst bij het traject betrokken was.
Op 19 januari 2022 heeft de gemeente Breda op de vergunningsaanvraag gereageerd. Zij verzocht om nadere gegevens om het verzoek te kunnen beoordelen. Er is een termijn van zes weken gegeven om de aanvraag aan te vullen.
Met de email van 8 maart 2022 heeft [eiser] de aanvraag voor de omgevingsvergunning ingetrokken. In de email van 10 maart 2022 van [eiser] aan [gedaagde] zegt [eiser] hierover dat het niet lukt om binnen zes weken rapporten van het parkeeronderzoek en de ruimtelijke onderbouwing in te dienen.
Op 28 juli 2022 is de tweede aanvraag voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het verbouwen en vergroten van de woning ingediend door [eiser] .
In de email van [eiser] aan de gemeente Breda van 4 augustus 2022 staat het volgende:
‘Graag wil ik via deze weg even terugkomen op het telefoongesprek van zojuist.
De opdrachtgever is niet akkoord met de anterieure overeenkomst en vandaar de wens om het plan te veranderen naar één woning waarbij de opbouw behouden blijft.
U gaf aan dat er een mogelijkheid is om het plan voor twee appartementen/woningen met een kruimelontheffing te gaan behandelen. Dit zou inhouden dat de anterieure overeenkomst zou vervallen. Echter kunt u dit op dit moment niet met zekerheid zeggen. Dit zou betekenen dat het gewenste plan doorgang kan vinden zonder dat er een anterieure overeenkomst ondertekend zal moeten worden.
De anterieure overeenkomst is ons toegezonden door [naam 1] welke zoals u aangaf tot eind augustus vakantie heeft.
Ook gaf u hierbij aan dat mocht het niet kunnen met een kruimelontheffing de aanvraag ingetrokken moet worden en er een nieuwe aanvraag ingediend moet worden voor de verbouwing van de woning, dit is een regulier proces dus hopelijk zou de doorlooptijd van de aanvraag kort kunnen zijn.
(…)’
[gedaagde] heeft de anterieure overeenkomst niet ondertekend.
i. Op 29 september 2022 is de omgevingsvergunning voor het verbouwen en vergroten van de woning door de gemeente Breda verleend.
In de mail van 30 januari 2024 schrijft [naam 2] , werkzaam bij [eiser] , het volgende:
‘In de conclusie van antwoordt, in de zaak [gedaagde] . Punt 12, aangehaalde zaak in verband met de fundatie, klopt in zijn geheel niet. Ik heb op 1 november 2022 op het kantoor van [adviesbureau] , deelgenomen aan de bespreking omtrent de wijze fundatie. De [aannemer] stelde een andere wijze van fundering voor dan de vergunde. Bij de vergunde fundatie moest er grondverbetering worden toegepast met een stroken fundering. [aannemer] stelde een fundatie op booropalen voor met een randbalk. De hiervoor benodigde berekeningen zou [adviesbureau] verzorgen.’

3.Het geschil

Vordering van [eiser] (conventie)
3.1
[eiser] vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 7.520,30, te vermeerderen met wettelijk rente. Het totaalbedrag is volgens [eiser] als volgt samengesteld:
onbetaald gelaten factuur van 18 juli 2022 € 931,70
onbetaald gelaten factuur van 29 september 2022 € 5.717,25
buitengerechtelijke incassokosten € 707,45
overeengekomen rente tot en met 29 juni 2023 € 163,30
[eiser] vordert ook dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld. [eiser] wil de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad).
3.2
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] vindt dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen en wil dat [eiser] in de proceskosten wordt veroordeeld. [gedaagde] wil de mogelijkheid krijgen om deze proceskostenveroordeling meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad).
Tegenvordering van [gedaagde] (reconventie)
3.3
[gedaagde] vordert [eiser] te veroordelen tot betaling van € 1.689,75, te vermeerderen met wettelijk rente. Het totaalbedrag is als volgt samengesteld:
de factuur van 20 juli 2022 van de gemeente Breda voor de nieuwe aanvraag € 352,70
schadevergoeding € 2.268,75
-/- de verschuldigde factuur van [eiser] van 18 juli 2022 - € 931,70
[gedaagde] vordert ook dat [eiser] in de proceskosten wordt veroordeeld. [gedaagde] wil de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad).
3.4
[eiser] voert verweer. [eiser] vindt dat de vordering van [gedaagde] moet worden afgewezen en wil dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld. [eiser] wil de mogelijkheid krijgen om deze proceskostenveroordeling meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad).
3.5
De inhoudelijke standpunten van [eiser] en [gedaagde] worden in de beoordeling besproken.

4.De beoordeling

Vordering van [eiser] (conventie)
Factuur van 18 juli 2022
4.1
De verschuldigdheid van de factuur van 18 juli 2022, een bedrag van € 931,70 is door [gedaagde] niet of in ieder geval onvoldoende weersproken. [gedaagde] heeft dit bedrag in mindering gebracht op zijn tegeneis. In deze procedure wordt dit deel van de vordering van [eiser] toegewezen.
Factuur van 29 september 2022
4.2
Tussen partijen is de verschuldigdheid van de in rekening gebrachte uren in de factuur van 29 september 2022 in geschil. [eiser] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij de in rekening gebrachte uren heeft gemaakt. Tussen partijen is geen vaste prijs voor de gehele opdracht afgesproken, maar juist een uurtarief. [eiser] ging verder waar de vorige architect was gebleven. Daarom was het voor haar vooraf moeilijk in te schatten hoeveel tijd zij aan deze opdracht moest besteden. Normaal wordt er voor een dergelijke opdracht een vaste prijs afgesproken, maar daar is nu juist niet voor gekozen. [gedaagde] heeft zich tegen de vordering verweert. [gedaagde] heeft per in rekening gebrachte post verweer gevoerd. Dit verweer wordt hierna per onderdeel besproken. Voordat de in rekening gebrachte uren per post worden beoordeeld, worden eerst een aantal uitgangspunten besproken.
Uitgangspunten voor de beoordeling
4.3
Tussen partijen bestaat een overeenkomst van opdracht, dit volgt uit artikel 7:400 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Op grond van artikel 7:405 BW is [gedaagde] voor het uitvoeren van de opdracht loon verschuldigd aan [eiser] . Dit artikel zegt dat als de hoogte van het loon niet door partijen is bepaald, de opdrachtgever het op de gebruikelijke wijze berekende loon of als dat er niet is, een redelijk loon verschuldigd is. Tussen partijen is niet in geschil dat er een uurtarief van € 90,- exclusief 21% btw is afgesproken. De vraag die beoordeelt moet worden is of de door [eiser] in rekening gebrachte uren ook redelijk zijn. Door [eiser] is als productie 5 bij de dagvaarding een urenverantwoording overgelegd. De in rekening gebrachte uren worden hierna per post beoordeeld.
Lege posten
4.4
In de urenverantwoording staan op 7 april 2022 (15 minuten), 8 april 2022 (1 uur), 16 mei 2022 (10 minuten) en 2 juni 2022 (1 uur) lege posten. [eiser] heeft hierover aangegeven dat uit de urenverantwoording wel volgt in welke fase men aan het werk was. Er wordt niet altijd genoteerd welke specifieke primaire werkzaamheden het betreft. [gedaagde] heeft zich hiertegen verweerd en aangegeven dat er juist geen vaste prijs per fase is afgesproken, maar een uurtarief. Dan moet voor [gedaagde] wel duidelijk zijn wat er in die tijd is gedaan. De kantonrechter volgt [gedaagde] in zijn standpunt. Als er op basis van een uurtarief wordt gerekend, moet voor de opdrachtgever wel duidelijk zijn wat er in de gefactureerde tijd is gedaan. De 2 uur en 25 minuten in rekening gebrachte uren worden daarom afgewezen.
Tekenwerk [naam 3]
4.5
In de urenverantwoording staan uren gemaakt door [naam 3] op 16 augustus 2022, 19 augustus 2022, 22 augustus 2022 en 25 augustus 2022. Dit betreft met name de beschrijving ‘tekeningen aangepast’. Het gaat om in totaal 14 uur. [gedaagde] voert verweer en zegt hierover dat het aanpassingen in het tekenwerk zijn, die na de tweede aanvraag zijn verricht. Bij het indienen van de eerste aanvraag is er tekenwerk van de eerste architect gebruikt. Dat daar vóór de tweede aanvraag aanpassingen aan moesten worden gedaan, komt voor rekening van [gedaagde] . Maar in dit geval gaat het om aanpassing ná het indienen van de tweede aanvraag. Dan zijn het aanpassingen in het tekenwerk dat door [eiser] is gecontroleerd of zelf is gemaakt. In dit geval gaat het daarom om herstellen van eigen werk. [gedaagde] is van mening dat hij daarvoor niet hoeft te betalen. Tegenover dit verweer van [gedaagde] , heeft [eiser] haar vordering onvoldoende nader onderbouwd. Hiernaar gevraagd op de zitting, heeft [eiser] niet aan kunnen geven waar deze uren aan ‘tekeningen aangepast’ precies betrekking op hebben. Nu [eiser] haar vordering, tegenover het verweer van [gedaagde] , niet nader heeft kunnen onderbouwen, wordt dit deel van de vordering afgewezen.
Telefoontjes en contact met de gemeente
4.6
Ten aanzien van de in rekening gebrachte uren voor contact met de gemeente Breda verweert [gedaagde] zich en geeft aan dat duidelijk was wat er gedaan moest worden. In de brief van de gemeente Breda van 19 januari 2022 staat duidelijk welke gegevens zij nodig had, om de aanvraag te kunnen beoordelen. Het lijkt [gedaagde] overbodig dat daar nog veel contact over is met de gemeente. Ook kan [gedaagde] zich niet voorstellen dat de gemeente Breda uren persoonlijk contact heeft met [eiser] . [eiser] heeft deze uren nader onderbouwd en aangegeven dat het niet enkel (telefonisch) contact met de gemeente is geweest. Als er bijvoorbeeld na een telefoontje ook een mail is opgesteld en verstuurd of een intern overleg heeft plaatsgevonden, wordt dat op deze wijze genoteerd in de urenverantwoording. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] haar vordering hiermee voldoende onderbouwd en het verweer van [gedaagde] weersproken. Dit deel van de vordering wordt toegewezen.
Correcties en aanpassingen na het indienen van de tweede aanvraag op 28 juli 2022
4.7
In de urenverantwoording staan uren gemaakt door [naam 4] met omschrijvingen als aanvullingen en aanpassen berekeningen en tekeningen. Het gaat om 7 uur en 15 minuten op 2 september 2022, 4 uur en 10 minuten op 8 september 2022 en 2 uur op 15 september 2022. In totaal 13 uur en 25 minuten. Ten aanzien van deze uren heeft [gedaagde] hetzelfde verweer naar voren gebracht als tegen de uren van [naam 3] . [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat het gaat om het verbeteren van eigen werk. [gedaagde] betwist dat er in die fase constructieve aanpassingen zijn gedaan, anders dan de trap. Ook ten aanzien van deze uren heeft [eiser] tegenover het verweer van [gedaagde] , haar vordering onvoldoende nader onderbouwd. Hiernaar gevraagd op de zitting, heeft [eiser] niet aan kunnen geven waar deze uren precies betrekking op hebben. Nu [eiser] haar vordering, tegenover het verweer van [gedaagde] , niet nader heeft kunnen onderbouwen, wordt dit deel van de vordering afgewezen.
Overige gefactureerde uren
4.8
Ten aanzien van de overige op de urenverantwoording genoemde uren die hiervoor niet zijn besproken, is geen of onvoldoende verweer gevoerd. Het betreffen ook uren die vóór het indienen van de tweede aanvraag zijn gemaakt. Voor zover deze uren betrekking hebben op het aanpassen van tekenwerk, is dit het tekenwerk dat door de eerste architect is gedaan. Het is redelijk dat [gedaagde] voor deze gemaakte uren moet betalen. Wat partijen verder over de urenverantwoording naar voren hebben gebracht, leidt niet tot een andere conclusie. De vordering wordt voor het overige toegewezen.
Wat wordt in hoofdsom toegewezen?
4.9
Op de factuur van 29 september 2022, een bedrag van € 5.717,25, wordt 29 uur en 50 minuten afgewezen en in mindering gebracht. Dat is een bedrag van (29 uur en 50 minuten x € 90,- =) € 2.685,- exclusief btw en € 3.248,85 inclusief btw. Dit betekent dat € 2.468,40 zal worden toegewezen. De factuur van 18 juli 2022 betreft een bedrag van € 931,70. Dit bedrag wordt geheel toegewezen. Dat komt op een som van:
Factuur 18 juli 2022 € 931,50
Factuur 29 september 2022 (€ 5.717,25 - € 3.248,85)
€ 2.468,40
Totaal € 3.399,90
Buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente
4.1
Tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente is geen zelfstandig verweer gevoerd. [eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Nu een deel van de gevorderde hoofdsom wordt afgewezen is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (in de zin van artikel 6:2 BW) om het toepasselijke wettelijke tarief te bepalen aan de hand van de gevorderde hoofdsom. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke kosten dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toegewezen bedrag. Dat is een bedrag van € 464,99 exclusief btw. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de vervaldata van de facturen.
Tegenvordering van [gedaagde] (reconventie)
Factuur 20 juli 2022 (nieuwe vergunningsaanvraag)
4.11
[gedaagde] heeft een bedrag van € 352,70 aan de gemeente Breda betaald voor een nieuwe vergunningsaanvraag. De eerste aanvraag is door [eiser] ingetrokken en er is een nieuwe tweede aanvraag gedaan. Dit was volgens [gedaagde] niet nodig. [eiser] had tijdig de gevraagde gegevens in kunnen dienen om de eerste aanvraag compleet te maken. Of daar in ieder geval uitstel voor kunnen vragen. De anterieure overeenkomst was niet nodig, deze heeft [gedaagde] niet hoeven ondertekenen voor het verkrijgen van de vergunning. De vergunning kon en is uiteindelijk via de zogenaamde kruimelontheffing verleend. Het was niet nodig de aanvraag in te trekken en geheel opnieuw in te dienen. [gedaagde] heeft hiervoor onnodig kosten gemaakt en stelt zich op het standpunt dat [eiser] deze kosten moet vergoeden. [eiser] voert verweer tegen deze vordering en geeft aan dat het noodzakelijk was de eerste aanvraag in te trekken, omdat [gedaagde] de anterieure overeenkomst niet wilde tekenen.
Noodzaak intrekken en opnieuw indienen vergunningsaanvraag
4.12
De kantonrechter oordeelt hierover als volgt. Op de eerste vergunningsaanvraag is op 19 januari 2022 door de gemeente Breda gereageerd. In die reactie is om aanvullende gegevens gevraagd. Op 8 maart 2022 is de eerste aanvraag door [eiser] ingetrokken. Het is niet duidelijk geworden waarom [eiser] daar op dat moment voor heeft gekozen. Uit de mail van 4 augustus 2022 van [eiser] aan de gemeente Breda volgt dat het tekenen van de anterieure overeenkomst niet noodzakelijk was en de procedure van de zogenaamde kruimelontheffing waarschijnlijk gevolgd kon worden. Uit de stukken en het behandelde ter zitting is niet gebleken dat het niet willen tekenen van de anterieure overeenkomst door [gedaagde] een probleem was voor het verlenen van de vergunning. Nu [eiser] haar verweer dat het noodzakelijk was de eerste vergunningsaanvraag in te trekken niet nader heeft kunnen onderbouwen, wordt het verweer als onvoldoende onderbouwd verworpen. Dit deel van de tegenvordering van [gedaagde] wordt toegewezen.
Schadevergoeding
4.13
[gedaagde] vordert een bedrag van € 2.286,75 aan schadevergoeding. Hij legt hieraan het volgende ten grondslag. Toen de vergunning eenmaal was verleend en de aannemer ( [aannemer] ) zou starten met de werkzaamheden, bleek dat de tekeningen, vergunning en constructieberekeningen niet overeenkwamen. [eiser] is uitgenodigd om bij een bespreking hierover tot een oplossing te komen, maar is niet gekomen. De constructeur heeft extra werkzaamheden moeten verrichten om dit alles in orde te maken. Deze kosten heeft [gedaagde] betaald. Omdat deze kosten zijn gemaakt om fouten van [eiser] te herstellen, is [eiser] gehouden deze kosten te voldoen. [gedaagde] heeft ten aanzien van deze tegenvordering een bewijsaanbod gedaan. [eiser] verweert zich tegen deze tegenvordering en ontkent dat zij een fout heeft gemaakt. De tekeningen en constructieberekeningen waren correct. Het was de aannemer van [gedaagde] die een andere constructie voorstelde. [gedaagde] verwijst naar de mail van [naam 2] van 30 januari 2024.
4.14
Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding oordeelt de kantonrechter als volgt. Het ligt op de weg van [gedaagde] om zijn vordering met feiten en omstandigheden te onderbouwen. Dit heeft hij onvoldoende gedaan. [gedaagde] stelt dat [eiser] fouten heeft gemaakt en dat de tekeningen en constructieberekeningen niet overeenkwamen. [gedaagde] heeft de factuur van [adviesbureau] voor bouwconstructies overgelegd. Hieruit volgt dat er kosten in rekening zijn gebracht voor constructieve werkzaamheden. Niet blijkt dat deze werkzaamheden het herstellen van fouten betreft. [gedaagde] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd en evenmin stukken overgelegd waaruit blijkt dat [eiser] fouten heeft gemaakt en de tekeningen en constructieberekeningen niet overeenkwamen. Dit mede gezien het verweer van [eiser] en de door haar in de procedure gebrachte mail van [naam 2] . De stellingen van [gedaagde] worden als onvoldoende onderbouwd verworpen. Nu [gedaagde] onvoldoende aan zijn stelplicht heeft voldaan, wordt hij niet toegelaten tot het leveren van nader bewijs. De gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen.
Rente
4.15
Tegen de gevorderde wettelijke rente heeft [eiser] geen zelfstandig verweer gevoerd. Dit deel van de vordering is op de wet gegrond en wordt toegewezen.
Vordering (conventie) en tegenvordering (reconventie)
Proceskosten
4.16
Omdat [eiser] en [gedaagde] allebei voor een deel in het gelijk en een deel in het ongelijk zijn gesteld, is het redelijk de proceskosten te compenseren. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
Vordering (conventie)
1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 3.864,89, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de factuurbedragen van € 931,50 en € 2.468,40 vanaf de vervaldata van de verschillende facturen, tot de dag dat is betaald,
2. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3. wijst het meer of anders gevorderde af,
Tegenvordering (reconventie)
4. veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 352,70, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 20 september 2023, tot de dag dat is betaald,
5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6. wijst het meer of anders gevorderde af,
Vordering (conventie) en tegenvordering (reconventie)
7. compenseert de kosten van de procedure zo, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.