ECLI:NL:RBZWB:2024:2112

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
02-413738 FA RK 23-4250
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot gezamenlijk gezag over minderjarige door grootmoeder en moeder

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezamenlijk gezag over de minderjarige [minderjarige]. De vrouw en de grootmoeder hebben gezamenlijk verzocht om het gezag over [minderjarige] te delen, waarbij de vrouw momenteel alleen het gezag uitoefent. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een nauwe persoonlijke relatie bestaat tussen de grootmoeder en [minderjarige], maar heeft ook geconstateerd dat er een verzoek van de biologische vader loopt, dat voorrang heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat, ondanks de wens van de vrouw en de grootmoeder, er geen ruimte is voor gezamenlijk gezag, omdat de belangen van de minderjarige in het geding zijn. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, met inachtneming van de wettelijke voorkeur voor de biologische ouder en de complexe verhoudingen tussen de betrokken partijen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/413738 / FA RK 23-4250
Datum uitspraak: 1 maart 2024
beschikking over gezag
in de zaak van
[de vrouw],
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats 1]
advocaat: mr. S. van Reeven-Özer gevestigd in Rijen, gemeente Gilze-Rijen,
en
[de grootmoeder],
hierna: de grootmoeder,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. S. van Reeven- Özer gevestigd in Rijen, gemeente Gilze-Rijen,
over de minderjarige:
[minderjarige], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2022, hierna: [minderjarige] .
Als belanghebbende in deze zaak wordt gezien:
[de man], (biologische) vader van [minderjarige] , hierna: de man,
advocaat mr. S.C.M. Wouda-Van Velzen, gevestigd in Arnhem.
Als informant in deze zaak wordt gezien:
mr. G.H.M. van Laarhoven, advocaat in Tilburg, in zijn functie als bijzondere curator over [minderjarige] in de procedure omtrent de afstamming van [minderjarige] met zaaknummer C/02/415916/ FA RK 23-5312.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda ,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 11 september 2023 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het uittreksel uit het gezagsregister over [minderjarige] .
1.2
Het verzoek is mondeling, met gesloten deuren, behandeld op 5 februari 2024. Bij die behandeling zijn gekomen de vrouw en de grootmoeder met hun advocaat, de man met zijn advocaat en de bijzondere curator. Ook was aanwezig een vertegenwoordigster namens de Raad.
1.3
Deze zaak hangt nauw samen met het verzoek van de man over de erkenning, gezamenlijk gezag en vaststelling van een omgangsregeling met zaaknummer C/02/415916/ FA RK 23-5312. Daarom heeft de rechtbank de zaken tegelijk mondeling behandeld. De beslissing in de andere zaak staat in een aparte beschikking.

2.De feiten

2.1
De vrouw is van rechtswege alleen belast met het gezag over [minderjarige] .
2.2
Op de geboorteakte van [minderjarige] staat geen vader vermeld.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw en de grootmoeder verzoeken voortaan tezamen met het gezag over [minderjarige] te worden belast en zij verzoeken deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2
De man spreekt het verzoek tegen.
3.3
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om de verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De vrouw en de grootmoeder hebben ter toelichting op hun verzoek naar voren gebracht dat [minderjarige] is geboren uit een kortstondige relatie. De man heeft haar nooit willen erkennen en hij heeft de vrouw tijdens de zwangerschap laten weten dat hij afstand nam van haar en van het ongeboren kind. De vrouw stelt dat zij heeft geprobeerd de man in beeld te houden, maar dit is niet gelukt. Zij heeft nimmer nog iets van de man vernomen en er is geen contact meer geweest. De grootmoeder heeft gedurende de zwangerschap en nadien een grote rol gehad. Zij draagt sinds de geboorte van [minderjarige] regelmatig de zorg voor [minderjarige] . Zij past veelvuldig op en zij fungeert als opvoedondersteuner van de vrouw. De vrouw en de grootmoeder willen de juridische situatie gelijk laten lopen met de feitelijke situatie namelijk dat er op dit moment twee partijen zijn die de belangrijke beslissingen nemen over [minderjarige] . Daarnaast willen zij voorzien in het gezag in het geval de vrouw niet in staat is tot uitoefening van haar gezag. Hoewel het mogelijk is om voorzieningen te treffen op een andere wijze, zijn de vrouw en de grootmoeder van mening dat de regeling van gezamenlijk gezag bij leven de mogelijkheid biedt om iemand aan te wijzen voor het samen nemen van belangrijke beslissingen over [minderjarige] . De man heeft haar nooit willen erkennen en heeft zelf uitdrukkelijk afstand genomen. De vraag is dan ook in hoeverre hier nog enige verandering in te verwachten valt. Tijdens de mondelinge behandeling is hier nog aan toegevoegd dat de vrouw sinds de man het verzoek heeft ingediend tot vervangende toestemming erkenning, gezamenlijk gezag en vaststelling van een contactregeling te kampen heeft met een grote terugval in haar psychische klachten. Zij kan niet leven met een erkenning van [minderjarige] door de man en er zijn zorgen over haar emotionele belastbaarheid. Zij zal voor haar psychische problemen in behandeling gaan. Indien de grootmoeder mede met het gezag zal worden belast dan kan zij mede de beslissingen nemen over [minderjarige] wanneer de vrouw dan minder beschikbaar zou kunnen zijn.
4.2
Zijdens de man is verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw en de grootmoeder. De man wenst na de erkenning van [minderjarige] mede met de vrouw het gezag over [minderjarige] te verkrijgen. De man betwist de door de vrouw geschetste omstandigheden. Haar stellingen worden verder niet gestaafd met concrete feiten en omstandigheden. Ook betwist de man dat hij werkelijk afstand heeft willen doen van [minderjarige] . Hij heeft juist veelvuldig de wens geuit om [minderjarige] te zien en om haar te erkennen. De man begrijpt dat de vrouw veel steun van de grootmoeder ervaart, maar daarvoor is het niet nodig om de grootmoeder mede met het gezag te belasten. Daar komt bij dat de man van mening is dat de grootmoeder een negatieve invloed heeft gehad op de relatie en de verstandhouding tussen partijen. Dit heeft ertoe bijgedragen dat de man tot nu toe geen vader voor [minderjarige] heeft kunnen zijn. Indien de grootmoeder mede zou worden belast met het gezag over [minderjarige] dan is de kans dat er ooit nog betekenisvol contact kan zijn tussen [minderjarige] en de man nagenoeg nihil. Dit is niet in het belang van [minderjarige] . Het verzoek van de vrouw en de grootmoeder dient dan ook te worden afgewezen.
4.3
De vertegenwoordiger van de Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het heel belangrijk is dat [minderjarige] zal gaan weten van wie zij afstamt en dat zij in de gelegenheid zal zijn om zich een eigen beeld van haar vader te gaan vormen. Met het oog op de verzoeken die met name in de procedure onder zaaknummer C/02/415916/ FA RK 23-531 adviseert de Raad om een onderzoek door de Raad te laten plaatsvinden.
4.4
De rechtbank overweegt als volgt.
In artikel 1:253t lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat indien het gezag over een kind bij één ouder berust, de rechtbank op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder, die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind kan belasten. Op grond van artikel 1:253t lid 3 BW wordt het verzoek slechts afgewezen indien gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
4.5
De rechtbank stelt, onweersproken, vast dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen [minderjarige] en de grootmoeder. De grootmoeder speelt een grote rol in het leven van [minderjarige] en zij ondersteunt de moeder veelvuldig in de opvoeding en verzorging van [minderjarige] . De grootmoeder kan derhalve ontvangen worden in haar verzoek.
4.6
Op basis van de wetsgeschiedenis en het systeem van de wet dient de rechtbank als eerste een verzoek van de vader om samen met de moeder met het gezag over de minderjarige te worden belast, te beoordelen, indien een dergelijk verzoek tevens aan de rechtbank voorligt. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de in de wet (titel 14 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek) verankerde voorkeurspositie van de biologische ouder boven de niet-ouder en het feit dat het uitgangspunt van de wetgever is dat na een scheiding het gezamenlijk ouderlijk gezag heeft te gelden. In lijn daarmee ligt naar het oordeel van de rechtbank voor de hand dat in geval van het verbreken van een relatie waarbinnen een kind is geboren ook gezamenlijk gezag van de moeder en de (biologische) vader in de rede ligt. Tegen deze achtergrond dient het bepaalde in artikel 1:253t BW dan ook te worden gelezen.
4.7
In de procedure met zaaknummer C/02/415916/ FA RK 23-5312 liggen aan de rechtbank de verzoeken van de man voor om hem vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] te erkennen, hem gezamenlijk te belasten met het gezag over [minderjarige] alsmede een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] vast te stellen.
4.8
De rechtbank overweegt voorts dat zij, bij beschikking van heden, de man in de zaak met kenmerk C/02/415916/ FA RK 23-5312 vervangende toestemming heeft verleend om [minderjarige] te erkennen. Dit betekent dat hij, nadat die beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, [minderjarige] zal erkennen en hiermee de juridische vader van [minderjarige] zal zijn. Daarmee zal hij ook de rechtspositie krijgen die hierbij hoort.
De rechtbank heeft in die beschikking ook overwogen dat zij zich onvoldoende geïnformeerd acht om een beslissing te nemen over de verzoeken van de man tot gezamenlijk gezag en vaststelling van een omgangs- danwel contactregeling. In dat kader heeft de rechtbank de Raad verzocht hier nader onderzoek naar te doen en hierover een advies uit te brengen. In afwachting van het rapport van de Raad is de behandeling van deze zaak verder aangehouden. Daarnaast heeft de rechtbank onvoldoende mogelijkheden gezien om, gelet op de complexe omstandigheden, op dit moment een vorm van omgang tussen de man en [minderjarige] vast te stellen.
4.9
Los van de beslissing die de rechtbank te zijner tijd zal nemen over het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag, is de rechtbank van oordeel dat gezien alle feiten en omstandigheden er geen ruimte is voor gezamenlijk gezag van de vrouw en de grootmoeder over [minderjarige] . Hoewel de rechtbank begrijpt dat het voor de vrouw fijn zou zijn om met haar moeder het gezag over [minderjarige] uit te oefenen, mede gelet op haar psychische problemen en de behandeling die zij hiervoor zal volgen, is het niet de bedoeling van de wetgever geweest om in een dergelijk geval af te wijken van het wettelijke uitgangspunt. Daar komt bij dat de onderlinge verhoudingen in deze zaak zo verstoord en complex zijn dat het risico groot is dat bij inwilliging van het onderhavig verzoek de belangen van [minderjarige] worden verwaarloosd, in die zin dat er geen ruimte zal zijn voor de man om een rol – op welke wijze dan ook – in het leven van [minderjarige] te vervullen. Het verzoek van de vrouw en de grootmoeder zal dan ook worden afgewezen.
De rechtbank heeft nog overwogen om de behandeling van deze zaak aan te houden en de Raad te vragen om ook een advies uit te brengen over dit verzoek. De rechtbank is echter van oordeel dat, ook in het geval het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag wordt afgewezen in die procedure, er geen ruimte zal zijn voor gezamenlijk gezag van de vrouw met de grootmoeder. Een onderzoek door de Raad in deze procedure heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen meerwaarde.
4.1
Gelet op de aard van de procedure, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.
4.11
Dit betekent dat zal worden beslist als volgt.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek af;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Phillips, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.