ECLI:NL:RBZWB:2024:2117

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
C/02/420016 / FA RK 24/1147
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Van de Poll
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot zorgmachtiging op basis van vrijwilligheid in het kader van geestelijke gezondheidszorg

Op 25 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend door de officier van justitie ten behoeve van een betrokkene, geboren in 1992, die momenteel vrijwillig verblijft in een zorginstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, maar dat hij op vrijwillige basis de noodzakelijke zorg accepteert en zich houdt aan de gemaakte afspraken met het FACT-team. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de betrokkene aangegeven dat hij de zorg niet noodzakelijk acht en dat hij goed functioneert binnen de huidige zorgstructuur. De advocaat van de betrokkene heeft primair verzocht om afwijzing van het verzoek, stellende dat er geen ernstig nadeel is en dat de betrokkene vrijwillig verblijft in de zorginstelling. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er voldoende vrijwilligheid is en dat de wettelijke criteria voor het verlenen van een zorgmachtiging niet zijn vervuld. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven door de rechter en schriftelijk uitgewerkt op 8 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/420016 / FA RK 24/1147
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 25 maart 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in de accommodatie [stichting] te [plaats 1] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. S.J. Nijssen te Goes.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 11 maart 2024, ingekomen ter griffie op 11 maart 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de justitiële documentatie;
- een verklaring niet voorkomen in het curatele- en bewindregister;
- een signaleringsplan van 27 november 2023;
- een maatschappelijk plan van 22 februari 2024;
- de medische verklaring van 1 maart 2024;
- een besluit tot schorsing van de voorbereiding van het verzoekschrift zorgmachtiging in verband met een plan van aanpak van de geneesheer-directeur van 15 februari 2024;
- een eigen plan van aanpak van 27 februari 2024;
- een zorgkaart van 6 maart 2024;
- een zorgplan van 6 maart 2024;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 7 maart 2024.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 25 maart 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- mw. [naam 1] , verpleegkundig specialist.
Tevens waren de volgende personen aanwezig, deze zijn echter niet gehoord:
- mw. [naam 2] , begeleider;
- mw. [naam 3] , stagiaire.
1.4
De officier van justitie is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van zes maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie;
- verrichten van medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij een zorgmachtiging niet noodzakelijk vindt. Momenteel verblijft hij vrijwillig bij [stichting] . Betrokkene wil hier het liefst blijven. Hij licht toe dat alles goed gaat, dat er samenwerking is met de hulpverlening en dat hij bij [stichting] tot rust komt. Betrokkene neemt zijn medicatie in en komt zijn afspraken na. Samen met zijn maatschappelijk werker is betrokkene aan het kijken of begeleid wonen bij [locatie] een vervolgstap kan zijn. Verder geeft betrokkene aan dat hij eerder wel last heeft gehad van een psychose. Momenteel is de psychose naar de achtergrond verdwenen en heeft hij hier minder last van. Aangezien het de eerste keer is geweest dat betrokkene een psychose heeft gehad, kon hij de psychose niet onderscheiden van de echte wereld. Hij geeft aan dit nu wel te kunnen.
3.2
Namens betrokkene heeft de advocaat primair verzocht om het verzoek af te wijzen. De advocaat stelt zich op het standpunt dat de psychische stoornis van betrokkene niet leidt tot ernstig nadeel. Betrokkene heeft in het verleden antipsychotica geweigerd in verband met negatieve bijwerkingen. Momenteel heeft betrokkene andere medicatie, waar hij geen bijwerkingen van ervaart. Betrokkene erkent dat het beter met hem gaat als hij de medicatie inneemt. Het is daarom niet te verwachten dat betrokkene zal stoppen met het innemen van de medicatie. Subsidiair stelt de advocaat zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen op basis van vrijwilligheid. Betrokkene verblijft sinds 16 november 2023 op eigen initiatief bij [stichting] . De advocaat is van mening dat de vrijwilligheid van betrokkene zodanig consistent is, dat een zorgmachtiging niet op zijn plaats is. Meer subsidiair refereert de advocaat zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de vormen van verplichte zorg zoals die zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling.
3.3
De verpleegkundig specialist heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het een stuk beter met betrokkene gaat ten opzichte van het moment dat de zorgmachtiging werd aangevraagd. Betrokkene neemt zijn medicatie naar behoren in en komt de afspraken met het FACT-team na. De verpleegkundig specialist twijfelt dan ook of er wel een zorgmachtiging moet worden afgegeven. Zij geeft desgevraagd aan dat zij een zorgmachtiging ziet als een beschermingsmiddel die kan worden ingezet voor wanneer betrokkene terugkeert naar zijn woning in [plaats 2] en de zorg afhoudt. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg is de verpleegkundig specialist van mening dat kan worden volstaan met de vormen van verplichte zorg, te weten: het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles, beperken van de bewegingsvrijheid, opnemen in een accommodatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft betrokkene erkend dat er bij hem sprake is geweest van een psychose.
4.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstige financiële schade, maatschappelijke teloorgang en ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander. Anders dan de advocaat van naar voren heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van ernstig nadeel. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat betrokkene onder invloed van zijn psychose is gaan schreeuwen. Dit is angstig geweest voor zowel betrokkene zelf als voor anderen. Daarnaast heeft betrokkene geen werk of een zinvolle dagbesteding en leeft hij in een sociaal isolement.
4.3
Naar aanleiding van hetgeen door en namens betrokkene tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, stelt de rechtbank vast dat betrokkene op vrijwillige basis de noodzakelijk geachte zorg zal accepteren. Betrokkene verblijft momenteel op vrijwillige basis bij [stichting] . Betrokkene houdt zich aan de gemaakte afspraken met het FACT-team en geeft aan dit te zullen blijven doen. Ook zegt hij dat hij zijn medicatie zal blijven innemen. Dat het beter gaat met betrokkene heeft ook de verpleegkundig specialist bevestigd. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat betrokkene geen voorgeschiedenis heeft met eerder afgegeven machtigingen, waardoor een zorgmachtiging in de huidige situatie niet kan worden ingezet als een beschermingsmiddel. Een zorgmachtiging is immers een ingrijpende maatregel, wat alleen als uiterste mogelijkheid kan worden ingezet. De rechtbank is daarom van oordeel dat er thans sprake is van voldoende vrijwilligheid ten aanzien van de noodzakelijk geachte zorg en dat die vrijwilligheid van betrokkene ook voldoende bestendig is. Vanwege die vrijwilligheid van betrokkene wordt niet voldaan aan de wettelijke criteria voor het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging. De rechtbank zal daarom het verzoek afwijzen.
4.4
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van de Poll, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2024 in tegenwoordigheid van mr. Verplanke, griffier, en op 8 april 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.