Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
2.Het verzoek
4.Beoordeling
5.Beslissing
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1935 te [geboorteplaats] ([geboorteland]);
6 mei 2024.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 25 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1935. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling gehouden in de verpleeginstelling waar de cliënt verblijft. Tijdens de behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt zelf, haar zoon en zorgprofessionals. De cliënt heeft aangegeven dat het goed met haar gaat, maar er zijn zorgen over haar vermogen om zelfstandig te wonen. De zoon van de cliënt en de specialist ouderengeneeskunde hebben bevestigd dat de cliënt niet meer voor zichzelf kan zorgen en dat er sprake is van verwaarlozing in de thuissituatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing, en heeft geoordeeld dat voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is. De machtiging is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 6 mei 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.