ECLI:NL:RBZWB:2024:2118

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
C/02/420473 / FA RK 24/1379
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. van de Poll
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 25 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1935. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling gehouden in de verpleeginstelling waar de cliënt verblijft. Tijdens de behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt zelf, haar zoon en zorgprofessionals. De cliënt heeft aangegeven dat het goed met haar gaat, maar er zijn zorgen over haar vermogen om zelfstandig te wonen. De zoon van de cliënt en de specialist ouderengeneeskunde hebben bevestigd dat de cliënt niet meer voor zichzelf kan zorgen en dat er sprake is van verwaarlozing in de thuissituatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing, en heeft geoordeeld dat voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is. De machtiging is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 6 mei 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/420473 / FA RK 24/1379
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Beschikking van 25 maart 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1935 te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
wonende [woonadres],
thans verblijvende in de accommodatie [zorglocatie] te [plaats],
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. M.W. Dieleman te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 21 maart 2024, ingekomen ter griffie op 21 maart 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van de gemeente Hulst van 20 maart 2024;
- de medische verklaring van 20 maart 2024;
- een episode journaal van 20 maart 2024;
- een machtiging van 5 juli 2022.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 25 maart 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- mw. [naam 1], specialist ouderengeneeskunde;
- dhr. [naam 2], zoon van cliënt;
- [naam 3], verpleegkundige;
- [naam 4], verzorgende.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van cliënt te verlenen.
3. Standpunten
3.1
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft cliënt aangegeven dat het goed met haar gaat. Er wordt in de verpleeginstelling goed voor haar gezorgd. Op de vraag van de rechtbank of cliënt langer in de verpleeginstelling zou willen verblijven, geeft cliënt aan dat zij dit eerst met haar echtgenoot moet bespreken.
3.2
De advocaat voert geen verweer tegen de voortzetting van de inbewaringstelling. Zoals ook de zoon heeft aangegeven, kan cliënt al een geruime tijd niet meer zelfstandig thuis wonen. In de thuissituatie kan cliënt niet de zorg krijgen die zij nodig heeft. Het is van belang dat er nu wordt gekeken naar een plek waar cliënt veilig kan blijven wonen.
3.3
De zoon van cliënt heeft aangegeven dat cliënt, toen zij werd opgenomen in de verpleeginstelling, agressief was. De zoon vindt het fijn dat het nu beter met cliënt gaat. Verder heeft de familie van cliënt al meerdere keren aangekaart dat cliënt niet langer voor zichzelf kan zorgen. Een voortzetting van de inbewaringstelling is volgens hem dan ook noodzakelijk.
3.4
De specialist ouderengeneeskunde licht tijdens de mondelinge behandeling toe dat cliënt niet meer voor zichzelf kan zorgen. In de thuissituatie was er sprake van verwaarlozing en was er een groot risico op valgevaar. Daarbij komt dat cliënt in de thuissituatie de zorg afhield. Cliënt woonde samen met haar echtgenoot, echter is haar echtgenoot opgenomen in het ziekenhuis waardoor de situatie thuis niet langer houdbaar was. Eerder toonde cliënt duidelijk verzet, maar zij lijkt nu steeds meer op haar gemak te zijn in de verpleeginstelling. Cliënt heeft de eerste drie dagen geen bezoek gehad, zodat zij tot rust kon komen. Nu mag zij wel weer bezoek ontvangen en verloopt dit op een prettige manier. Tot slot benoemt de specialist ouderengeneeskunde dat er in ieder geval een plek beschikbaar is voor cliënt binnen [zorgorganisatie]. Of dit bij [zorglocatie] is, is nog onduidelijk.
3.5
De verpleegkundige en de verzorgende geven aan dat cliënt 24-uurs zorg nodig heeft. Cliënt toont weinig initiatief op de afdeling. Zij moet gestimuleerd worden om zichzelf te verzorgen en om maaltijden te bereiden en te nuttigen.

4.Beoordeling

4.1
Op 20 maart 2024 heeft de burgemeester van de gemeente Hulst ten behoeve van de cliënt een last tot inbewaringstelling afgegeven.
4.2
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van de cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer, dit ernstig nadeel veroorzaakt. Cliënt is gediagnosticeerd met de ziekte van Alzheimer. Het is de rechtbank gebleken dat er bij cliënt sprake is van cognitieve achteruitgang. Daarbij komt dat cliënt geen ziektebesef en ziekte-inzicht heeft.
4.3
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Zoals blijkt uit de stukken en uit de mondelinge behandeling kan cliënt niet meer voor zichzelf zorgen. Het is de rechtbank gebleken dat er sprake is van verwaarlozing bij zowel cliënt als bij haar echtgenoot. Ook is er in de thuissituatie een groot risico op valgevaar. Cliënt en haar echtgenoot laten al een langere tijd geen zorg toe in de thuissituatie. Daarbij komt dat de echtgenoot van cliënt is opgenomen in het ziekenhuis, waardoor hij niet langer in staat is om de zorg voor cliënt op zich te nemen.
4.4
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De rechtbank is van oordeel dat cliënt 24-uurs zorg, begeleiding en toezicht nodig heeft, hetgeen in de thuissituatie niet gerealiseerd kan worden.
4.5
Zoals de zoon van cliënt en de specialist ouderengeneeskunde tijdens de mondelinge behandeling hebben aangegeven, toont cliënt verzet tegen het verblijf in de verpleeginstelling. Cliënt was hierbij met name in de eerste dagen van de opname agressief. Het verzet van cliënt tegen de opname en het verblijf is meer naar de achtergrond gedrongen, maar is nog zodanig aanwezig dat de opname niet in een vrijwillig kader kan worden voortgezet. Daarom is er een machtiging nodig.
4.6
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes weken.
4.7
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1935 te [geboorteplaats] ([geboorteland]);
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
6 mei 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van de Poll, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2024 in tegenwoordigheid van mr. Verplanke, griffier, en op 8 april 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.