Op 28 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze maatregelen vanwege ernstige zorgen over de thuissituatie van [minderjarige] en haar moeder. De moeder en [minderjarige] zijn recentelijk in Nederland aangekomen en wonen samen met de stiefvader, die betrokken is bij verschillende meldingen van huiselijk geweld, conflicten en onhygiënische omstandigheden in de woning. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] wordt blootgesteld aan onveilige situaties en dat de moeder onvoldoende in staat is om haar te beschermen.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, en heeft besloten om [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen van de Stichting Jeugdbescherming Brabant voor een periode van vier weken. Tevens is er een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, zodat [minderjarige] in een veilige pleegzorgsituatie kan worden geplaatst. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft aangegeven dat verdere beslissingen over het resterende deel van het verzoek pas na een mondelinge behandeling zullen worden genomen, die binnen twee weken zal plaatsvinden.