ECLI:NL:RBZWB:2024:2138

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
C/02/420757/ JE RK 24-757
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in verband met onveilige thuissituatie

Op 28 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze maatregelen vanwege ernstige zorgen over de thuissituatie van [minderjarige] en haar moeder. De moeder en [minderjarige] zijn recentelijk in Nederland aangekomen en wonen samen met de stiefvader, die betrokken is bij verschillende meldingen van huiselijk geweld, conflicten en onhygiënische omstandigheden in de woning. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] wordt blootgesteld aan onveilige situaties en dat de moeder onvoldoende in staat is om haar te beschermen.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, en heeft besloten om [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen van de Stichting Jeugdbescherming Brabant voor een periode van vier weken. Tevens is er een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, zodat [minderjarige] in een veilige pleegzorgsituatie kan worden geplaatst. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft aangegeven dat verdere beslissingen over het resterende deel van het verzoek pas na een mondelinge behandeling zullen worden genomen, die binnen twee weken zal plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/420757/ JE RK 24-757
Datum uitspraak: 28 maart 2024
beschikking voorlopige ondertoezichtstelling en (spoed)machtiging uithuisplaatsing
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad
betreffende
[minderjarige],
hierna te noemen: [minderjarige] ,
geboren op [geboortedag] 2018 te [geboorteplaats] ( [land] ),
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. P.F.M. Gulickx te Breda.
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
locatie Etten-Leur.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het mondelinge verzoek van de Raad van 28 maart 2024;
- de schriftelijk bevestiging van het mondelinge verzoek van de Raad alsmede een
aanvulling daarop, ingekomen bij de griffie op 29 maart 2024.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2
[minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1
De Raad verzoekt de rechtbank mondeling met spoed, dus zonder het vooraf horen van de belanghebbende, de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] uit te spreken voor de duur van drie maanden. Tevens verzoekt De Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van drie maanden.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1
Aangezien [minderjarige] en de moeder beiden de Poolse nationaliteit hebben, draagt deze zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag beantwoord dient te worden of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en, zo ja, welk recht daarop van toepassing is.
Nu [minderjarige] al geruime tijd in Nederland verblijft met haar moeder is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek kennis te nemen aangezien [minderjarige] haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Op dezelfde grond is op het verzoek Nederlands recht van toepassing.
Inhoudelijke beoordeling
4.2
Op grond van artikel 800 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking betreffende een voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige en tot machtiging tot uithuisplaatsing aanstonds worden afgegeven, indien de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige. Deze beschikking verliest haar kracht na verloop van twee weken tenzij de belanghebbenden binnen deze termijn in de gelegenheid zijn gesteld hun mening kenbaar te maken.
4.3
Ter onderbouwing van het verzoek voert de Raad, samengevat, het volgende aan.
De moeder en [minderjarige] zijn ruim acht maanden geleden in Nederland gekomen en wonen, samen met de partner van de moeder (verder aangeduid als: stiefvader), in [woonplaats] . Veilig Thuis heeft meerdere meldingen ontvangen over de thuissituatie van de moeder en [minderjarige] . De meldingen hebben betrekking op huiselijk geweld, conflicten in de woning en een onhygiënische woning. De moeder staat met regelmaat huilend aan de deur bij de buurvrouw, waarbij zij de buurvrouw vraagt om de politie te bellen. De moeder zou worden geslagen door de stiefvader, waar [minderjarige] bij aanwezig is. Daarnaast is de woning vervuild en staan er geen bedden, maar liggen er een aantal matrassen in de woonkamer. Op de politie komt stiefvader agressief en onberekenbaar over en Stichting Poolse Gezinnen maakt zich zorgen over zijn drugsgebruik en het rijden onder invloed, zonder rijbewijs, met kinderen door zowel de moeder als de stiefvader. Ook school uit zorgen over [minderjarige] . Soms wordt zij te laat van school opgehaald of helemaal niet opgehaald van school en is de moeder niet bereikbaar. Daarnaast ontwikkelt zij zich langzaam en blijft de Nederlandse taal een groot probleem. Om het weekend zijn de twee kinderen van de stiefvader aanwezig. De Raad meldt dat er geen verantwoordelijkheid wordt genomen voor de kinderen en dat zij structureel worden blootgesteld aan onveilige situaties.
4.4
Op 21 maart 2024 zijn [minderjarige] en de moeder, die 17 weken zwanger is van stiefvader, geplaatst in een Safegroup. Deze plaatsing is geheim voor stiefvader. Hij ontkent alle zorgen en, hoewel sprake is van een positieve test, het drugsgebruik. Tegen de veiligheidsafspraken in heeft de moeder de stiefvader op 28 maart 2024 op de hoogte gebracht van de locatie van de opvang en heeft stiefvader de moeder en [minderjarige] opgehaald. Hij wordt vervolgens aangehouden door de politie vanwege rijden onder invloed, rijden ondanks rijverbod en voor het negeren van een stopteken. [minderjarige] is daarbij. De moeder wenst niet meer terug te gaan naar de veilige opvang. Zij wil naar oma (mz) die in België woont. Oma is er echter van overtuigd dat de moeder en de stiefvader naar haar woning zullen komen en haar zullen bedreigen. Oma acht [minderjarige] niet veilig wanneer zij bij haar is.
4.5
Op grond van de mondelinge toelichting komt de kinderrechter tot het oordeel dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [minderjarige] weg te nemen. Zij wordt blootgesteld aan onveilige situaties en het lukt de moeder onvoldoende om [minderjarige] daartegen te beschermen. Ook werkt de moeder onvoldoende mee aan de haar aangeboden hulpverlening. Zo wenst zij ondanks dat dit haar is aangeboden, niet met [minderjarige] terug te keren naar een veilige opvang. De kinderrechter zal gelet op het voorgaande [minderjarige] daarom op grond van artikel 1:257 BW voorlopig onder toezicht stellen van de GI, vooralsnog voor een termijn van vier weken, te weten met ingang van 28 maart 2024 tot 25 april 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
4.6
Ook is het dringend en onverwijld noodzakelijk dat [minderjarige] in het belang van haar verzorging en opvoeding met spoed uit huis worden geplaatst. De kinderrechter neemt daarbij in aanmerking dat gebleken is dat de moeder niet met [minderjarige] terug wil naar een Safegroup, terwijl de huidige woning en thuissituatie niet veilig wordt geacht en de veiligheid van [minderjarige] bij de oma evenmin gewaarborgd is. In een voorziening voor pleegzorg kan [minderjarige] de veiligheid worden geboden die zij nodig heeft. De machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] zal eveneens worden verleend voor de duur van vier weken, te weten met ingang van 28 maart 2024 tot 25 april 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
4.7
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregelen, de beslissing ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
4.8
Verdere beslissingen op het resterende zal de kinderrechter pas nemen nadat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Deze zal binnen twee weken plaatsvinden. De Raad, de moeder en haar advocaat, en de GI worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven tijdens de hierna te noemen mondelinge behandeling.
4.9
De kinderrechter behoudt zich iedere verdere beslissing voor.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1
stelt [minderjarige] voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Etten-Leur met ingang van 28 maart 2024 tot 25 april 2024;
5.2
verleent, uitvoerbaar bij voorraad, een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 28 maart 2024 tot 25 april 2024;
5.3
houdt het resterende deel van het verzoek van de Raad aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2024 te [uur]bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (mr. Hamburger), locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW;
5.4
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking
geldt als oproepingvoor die mondelinge behandeling voor de Raad, de moeder en haar advocaat, en de GI;
5.5
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2024 door mr. Van Triest, kinderrechter.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 29 maart 2024 door mr. Van Triest, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
Voor zover deze beslissing betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.