Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de akte van [gedaagde].
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen een huurder en verhuurder over de doorbetaling van een tegemoetkoming in energiekosten en de terugbetaling van een waarborgsom. De huurder, die geen eigen energieaansluiting had, vorderde van de verhuurder een bedrag van € 1.121,49, inclusief rente, en vergoeding van proceskosten. De verhuurder had een tegemoetkoming ontvangen op basis van de Tijdelijke overbruggingsregeling tegemoetkoming energieprijzen kleinverbruikers 2022 (CEK22) en de huurder stelde dat deze tegemoetkoming aan hem doorbetaald moest worden. De kantonrechter oordeelde dat de verhuurder niet verplicht was om deze tegemoetkoming door te betalen, omdat de huurder geen rechtstreekse aanspraak kon maken op de regeling. De kantonrechter wees het deel van de vordering dat betrekking had op de tegemoetkoming af, maar kende wel een bedrag van € 538,00 toe aan de huurder, alsook de wettelijke rente vanaf het moment van verzuim. Daarnaast werden de proceskosten aan de huurder toegewezen, omdat de verhuurder in het ongelijk was gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 20 maart 2024.