Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[de vader](hierna te noemen: de vader),
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 27 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven over een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die de minderjarigen onder toezicht heeft gesteld. De ouders van de minderjarigen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag en zijn bijgestaan door hun advocaat, mr. E.A.G. van Acker. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarigen en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing is verleend op 22 maart 2024, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. De ouders hebben aangegeven dat zij zich niet verzetten tegen het verzoek, maar dat zij meer duidelijkheid willen over de situatie van hun kinderen. De kinderrechter heeft de noodzaak van de uithuisplaatsing onderstreept, gezien de onrust en onveiligheid binnen het gezin. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 25 april 2024, met de nadruk op het belang van rust en veiligheid voor de minderjarigen.
De kinderrechter heeft ook de GI aangespoord om de communicatie met de ouders te verbeteren en hen beter op de hoogte te houden van de situatie van de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de uithuisplaatsing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.