Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[de vader](hierna te noemen: de vader),
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 27 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2010. De zaak werd behandeld in het kader van de jeugdbescherming, waarbij de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland als gezinsvoogd (GI) optrad. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 25 april 2024, in afwachting van een evaluatie door de jeugdhulpaanbieder. De ouders van de minderjarige, die belast zijn met het ouderlijk gezag, hebben hun bezorgdheid geuit over de situatie van hun kind en de communicatie met de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds zorgen zijn over de veiligheid en het welzijn van de minderjarige, en dat er een noodzaak is voor verdere evaluatie en duidelijkheid over de hulpverlening. De kinderrechter heeft de GI aangespoord om de communicatie met de ouders te verbeteren en hen beter op de hoogte te houden van de ontwikkelingen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de uithuisplaatsing onmiddellijk kan worden voortgezet, ondanks mogelijke hoger beroep.