ECLI:NL:RBZWB:2024:2154

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
C/02/415914 / HA ZA 23-593 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Goedegebuur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident in een civiele procedure over de ontvankelijkheid van een Vereniging van Eigenaren in een vordering tegen een eigenaar van een bedrijfsunit

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een incident waarbij de Vereniging van Eigenaren (VvE) niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vorderingen tegen een besloten vennootschap (B.V.). De VvE, bestaande uit eigenaren van 56 bedrijfsunits, vorderde dat de B.V. twee afvalcontainers zou verwijderen die op haar parkeerplaatsen waren geplaatst. De B.V. betwistte de ontvankelijkheid van de VvE, stellende dat er geen rechtsgeldige machtiging was verleend door de Algemene Ledenvergadering (ALV) voor het instellen van de rechtsvordering. De rechtbank oordeelde dat de VvE niet kon aantonen dat de vereiste machtiging was verleend, en verklaarde haar daarom niet-ontvankelijk in haar vorderingen. De rechtbank benadrukte dat voor het instellen van een rechtsvordering een expliciete machtiging van de ALV vereist is, en dat de VvE niet kon bewijzen dat deze machtiging was gegeven. De VvE werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van de B.V., die op € 1.468,00 werden begroot, inclusief griffierecht en salaris advocaat. De rechtbank besloot dat de VvE de proceskosten binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis moest betalen, met wettelijke rente indien dit niet tijdig gebeurde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/415914 / HA ZA 23-593
Vonnis in incident van 27 maart 2024
in de zaak van
de vereniging
[VVE] , h.o.d.n. VVE [naam],
gevestigd te [plaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. L.J.P.E. Donckers-Corten te Breda,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B.V.],
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.J.E. Hovener te Eindhoven.
Partijen zullen hierna de VvE en [B.V.] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties genummerd 1 tot en met 12,
  • de conclusie van antwoord tevens incidentele conclusie van eis tot niet-
ontvankelijkverklaring, met een productie,
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Waar gaat deze zaak over

2.1.
De VvE bestaat uit de eigenaren van 56 bedrijfsunits met bijbehorende parkeerplaatsen. [B.V.] is eigenaar van een van deze bedrijfsunits en van een aantal parkeerplaatsen. Op deze parkeerplaatsen heeft [B.V.] twee grote afvalcontainers geplaatst. De VvE stelt dat de plaatsing van deze containers in strijd is met de splitsingsakte en met het huishoudelijk reglement en vordert dat [B.V.] de afvalcontainers moet verwijderen en verwijderd moet houden van zijn parkeerplaatsen.

3.De vordering in het incident

3.1.
[B.V.] vordert in het incident dat de rechtbank de VvE niet-ontvankelijk verklaart in haar vorderingen en de VvE veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2.
[B.V.] onderbouwt deze vordering als volgt. Op grond van artikel 53 lid 5 van het splitsingsreglement heeft het bestuur een machtiging nodig van de vergadering van eigenaars voor het instellen van rechtsvorderingen. De VvE stelt niet expliciet dat deze machtiging is verleend. De VvE verwijst naar een, beweerdelijk, citaat uit de notulen van de vergadering op 20 juni 2023. Dit citaat is opgenomen op pagina 3, terwijl op pagina 2 van de notulen de vergadering wordt gesloten. De derde pagina lijkt later toegevoegd te zijn. [B.V.] betwist dat dit als een besluit is aan te merken en zet er vraagtekens bij of deze pagina deel uitmaakt van de notulen. Het citaat verwijst bovendien naar een beweerdelijk in november 2022 genomen besluit. Het citaat kan dus als niet meer dan een verwijzing worden gezien naar een eerder, beweerdelijk genomen besluit.
[B.V.] betwist ook dat de vergadering in november 2022 een rechtmatig besluit heeft genomen dat inhoudt dat aan het bestuur een machtiging wordt verleend voor het instellen van rechtsvorderingen tegen [B.V.] over het verwijderen van de containers. Als dat besluit over een procesmachtiging wel zou zijn genomen, dan is hooguit een zeer algemene en generieke machtiging verleent, waaruit niet blijkt dat die ook strekt tot het instellen van rechtsvorderingen en tegen wie die rechtsvorderingen zouden kunnen worden ingesteld.
Als er al een procesmachtiging zou zijn verleend, dan is deze niet rechtsgeldig.
En omdat geen sprake is van een rechtsgeldige procesmachtiging, moet de VvE niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen.
3.3.
De VvE voert verweer en stelt dat de vereiste machtiging door de vergadering is verstrekt. Op de vergadering van 28 oktober 2021 is de problematiek van het gebruik van de parkeerplaatsen besproken en expliciet neergelegd in de notulen. Daarin is het volgende besluit opgenomen: “
de ALV heeft toestemming verleend aan het bestuur om in het geval van onoverbrugbare meningsverschillen de hulp van een derde onafhankelijke partij in te roepen middels juridische bijstand of anders”. Dit besluit is herhaald ter gelegenheid van de Algemene Ledenvergadering van 20 juni 2023. Op pagina 3 van de notulen staat: “
Het bestuur is in de vorige ALV, november 2022, gemachtigd door de leden om over te gaan tot juridische procedures in geval men zich niet houdt aan de regels van het huishoudelijk reglement. Er is inmiddels een juridische procedure gestart tegen één van de leden die geen medewerking wil verlenen om de door hem geplaatste containers weg te halen”. Ten onrechte trekt [B.V.] in twijfel of bladzijde 3 tot de betreffende notulen behoort: op bladzijde 1 en 2 is expliciet vermeld dat de notulen uit 3 bladzijden bestaan.
Het is dus duidelijk dat de vergadering drie jaar achter elkaar heeft besloten dat het plaatsen van containers niet acceptabel is en dat daartegen rechtsmaatregelen dienen te worden genomen. Dat heeft de VvE nu gedaan, aldus de VvE.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat een incidenteel beroep op de niet-ontvankelijkheid alleen kan slagen als er niet is voldaan aan formele of processuele vereisten, waardoor niet wordt toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil. Omdat [B.V.] stelt dat de VvE geen machtiging heeft om haar vordering in te stellen, gaat het om een incident dat ziet op formele of processuele vereisten. De rechtbank zal het incident daarom inhoudelijk beoordelen.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de VvE niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
4.3.
Voor het instellen van een rechtsvordering is op grond van artikel 53 lid 5 van de splitsingsakte een machtiging vereist. Daarover bestaat tussen partijen ook geen discussie.
4.4.
Partijen zijn het er niet over eens of die machtiging aan het bestuur van de VvE is verleend. De VvE stelt dat deze machtiging is gegeven in de Algemene Leden Vergadering (hierna: ALV) van 28 oktober 2021 en is herhaald ter gelegenheid van de ALV van 20 juni 2023.
4.5.
In de notulen van 28 oktober 2021 is opgenomen: “
de ALV heeft toestemming verleend aan het bestuur om in het geval van onoverbrugbare meningsverschillen de hulp van een derde onafhankelijke partij in te roepen middels juridische bijstand of anders”.De rechtbank is van oordeel dat deze formulering niet zo ruim kan worden gelezen dat daarin een machtiging tot het instellen van een rechtsvordering tegen [B.V.] kan worden gelezen. Er wordt immers enkel toestemming verleend voor het inroepen van een onafhankelijke partij voor juridische bijstand “of anders”. De omschrijving “of anders” is dermate ruim dat dit niet zo mag worden uitgelegd dat het bestuur de vereniging onbeperkt en onvoorwaardelijk mag vertegenwoordigen ten aanzien van elk onoverbrugbaar, niet nader gespecificeerd, meningsverschil en dat het bestuur daarvoor ook rechtsvorderingen mag instellen. Dit is ook niet wenselijk bij een vereniging van eigenaars, waar de leden immers niet vrijwillig kunnen toe- of terugtreden en de leden binnen bepaalde grenzen mede hoofdelijk verbonden zijn voor schulden van de VvE, zoals eventuele advocaat- en proceskosten. Het staat het bestuur dan ook niet vrij om zich op voorhand een onbegrensde procesmachtiging door de ALV te laten verstrekken, niet toegespitst op een specifieke vordering.
4.6.
Daarnaast is de rechtbank, met [B.V.] , van oordeel dat uit bladzijde 3 van de notulen van 20 juni 2023 niet volgt dat wat als aanvulling op die pagina is opgenomen, ook daadwerkelijk tijdens de vergadering aan de orde is geweest. Eerder lijkt het erop dat deze toevoeging op deze pagina ziet op een notitie van het bestuur. Los daarvan kan overigens ook niet worden vastgesteld dat op deze bladzijde staat dat een specifieke machtiging wordt afgegeven. Op bladzijde 3 staat: “
Het bestuur is in de vorige ALV, november 2022, gemachtigd door de leden om over te gaan tot juridische procedures in geval men zich niet houdt aan de regels van het huishoudelijk reglement. Er is inmiddels een juridische procedure gestart tegen één van de leden die geen medewerking wil verlenen om de door hem geplaatste containers weg te halen”. Er wordt aldus verwezen naar een machtiging die in november 2022 zou zijn gegeven. De notulen van de vergadering van november 2022 zijn echter niet overgelegd, zodat de rechtbank niet kan vaststellen of daarin inderdaad een machtiging is afgegeven om in onderhavige zaak een rechtsvordering in te stellen.
4.7.
Nu niet kan worden vastgesteld dat de VvE gemachtigd is tot het instellen van de voorliggende rechtsvordering, moet de VvE niet-ontvankelijk worden verklaard.
Proceskosten
4.8.
De VvE is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in het incident en de hoofdzaak (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [B.V.] worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat € 614,00 (1 punt × tarief II)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.468,00
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident en in de hoofdzaak
5.1.
verklaart de VvE niet-ontvankelijk in haar vorderingen,
5.2.
veroordeelt de VvE in de proceskosten in het incident en de hoofdzaak van € 1.468,00, te betalen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis. Als de VvE niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de VvE € 92,00 extra betalen plus de kosten van betekening,
5.3.
veroordeelt de VvE in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan.
5.4.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad wat betreft de onder 5.2 en 5.3 genoemde beslissingen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goedegebuur en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024. [1]

Voetnoten

1.type: mvda