ECLI:NL:RBZWB:2024:2156

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
C/02/416959 / HA ZA 23-655 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Thielen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in internationale rechtszaak met betrekking tot verhuurbemiddelingsovereenkomst

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, betreft het een bevoegdheidsincident in een civiele procedure. De eiseres, Welcome In B.V., gevestigd te Koudekerke, heeft een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, waarvan één in Duitsland woont en de ander een besloten vennootschap is. De eiseres vordert onder andere dat de gedaagden verplicht worden om een verhuurbemiddelingsovereenkomst te ondertekenen en schadevergoeding te betalen. De gedaagde die in Duitsland woont, heeft een exceptie van onbevoegdheid ingediend, stellende dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft omdat hij geen consument is in de zin van de relevante Europese regelgeving (Brussel I-bis). De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat de Nederlandse rechter bevoegd is op grond van artikel 8 lid 1 van Brussel I-bis, omdat er een nauwe band bestaat tussen de vorderingen tegen de gedaagden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van de eiseres in het incident wordt afgewezen, en de gedaagde in het incident wordt veroordeeld in de proceskosten. De zaak zal op 15 mei 2024 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord door de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/416959 / HA ZA 23-655
Vonnis in incident van 3 april 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WELCOME IN B.V.,
gevestigd te Koudekerke,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. W.T.J. Schieman te Middelburg,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [plaats 1] , [land] ,
gedaagde,
eiser in het incident,
advocaat mr. P.R. Leenders te Arnhem,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] B.V.,
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat mr. T.J. van Veen te Ede.
Partijen zullen hierna Welcome In en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de incidentele conclusie houdende Exceptie van Onbevoegdheid van [gedaagde 1]
  • de conclusie van antwoord in het incident tot onbevoegdheid van Welcome In
  • de conclusie van antwoord in het incident van [gedaagde 2] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.het geschil

In de hoofdzaak

2.1.
Welcome In vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde 1] te veroordelen:
de als productie 3 overgelegde overeenkomsten binnen 5 dagen na dit vonnis te ondertekenen en Welcome In in staat te stellen de overeenkomst uit te voeren, op straffe van een dwangsom;
tot vergoeding van de door Welcome In geleden schade, nader op te maken bij staat;
in de kosten van de procedure.
Daarnaast vordert Welcome In om [gedaagde 2] te veroordelen:
voorwaardelijk, onder de voorwaarde dat Welcome In de vorderingen tegen [gedaagde 1] niet zelfstandig kan realiseren, om te realiseren dat [gedaagde 1] de als productie 3 overgelegde overeenkomsten binnen 14 dagen na dit vonnis ondertekent, op straffe van een dwangsom;
tot vergoeding van de door Welcome In geleden schade, nader op te maken bij staat;
in de kosten van de procedure.
2.2.
Welcome In legt aan haar vorderingen tegen [gedaagde 1] ten grondslag dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een koopovereenkomst hebben gesloten waarin [gedaagde 2] aan [gedaagde 1] een appartementsrecht heeft verkocht. Het appartement betreft een recreatiewoning en is gelegen in [plaats 3] . In de koopakte is vastgelegd dat [gedaagde 1] verplicht is om de recreatiewoning te verhuren via Welcome In en dat [gedaagde 1] verplicht is de verhuurbemiddelingsovereenkomst met Welcome In te ondertekenen. Welcome In is weliswaar geen partij bij de koopakte maar voornoemde bedingen betreffen derdenbedingen waarvan Welcome In nakoming kan vorderen.
Welcome In legt aan haar vorderingen tegen [gedaagde 2] ten grondslag dat voor zover voornoemde bepalingen geen derdenbedingen zijn, [gedaagde 2] op grond van de tussen [gedaagde 2] en Welcome In gesloten exploitatieovereenkomst gehouden is te realiseren dat [gedaagde 1] zich verbindt tot verhuur via Welcome In. [gedaagde 2] kan immers als partij bij de koopovereenkomst nakoming van de daarin opgenomen verplichtingen van [gedaagde 1] vorderen.
In het incident
2.3.
[eiser in het incident] vordert bij incidentele conclusie dat de rechtbank verklaart dat haar geen rechtsmacht toekomt en zich daarom onbevoegd verklaart om van de eis van Welcome In kennis te nemen. [eiser in het incident] voert hiertoe aan dat hij woonachtig is in [land] . Tussen hem en Welcome In is geen overeenkomst tot stand gekomen zodat op grond van artikel 4 Verordening (EU) nr. 1215/2012 (hierna: Brussel I-bis) alleen de rechter van de woonplaats van [eiser in het incident] en dus de Duitse rechter bevoegd is. Subsidiair voert [eiser in het incident] aan dat, voor zover een overeenkomst tot stand is gekomen, hij consument is zodat ook op grond van artikel 18 Brussel I-bis alleen de Duitse rechter bevoegd is.
2.4.
Welcome In heeft bij conclusie van antwoord in het incident gereageerd op de incidentele conclusie van [eiser in het incident] . Welcome In concludeert tot afwijzing van de vordering in het incident met veroordeling van [eiser in het incident] in de kosten van het geding. Welcome In stelt zich op het standpunt dat alle relevante aspecten van de transactie zich in Nederland en meer in het bijzonder in [plaats 3] , het arrondissement van deze rechtbank, bevinden. De Nederlandse rechter is bevoegd op grond van artikel 7 lid 1 sub b Brussel I-bis, of subsidiair op grond van artikel 7 lid 2 Brussel I-bis. Daarnaast is de Nederlandse rechter bevoegd op grond van artikel 8 Brussel I-bis omdat Welcome In ook een vordering tegen [verweerster in het incident] heeft ingesteld en een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling.
[eiser in het incident] is geen consument in de zin van artikel 17 tot en met 19 Brussel I-bis.
2.5.
[verweerster in het incident] heeft bij conclusie van antwoord in het incident gereageerd op de incidentele conclusie van [eiser in het incident] . [verweerster in het incident] concludeert tot afwijzing van de vordering in het incident met veroordeling van [eiser in het incident] in de kosten van het geding.
De Nederlandse rechter is bevoegd op grond van artikel 7 Brussel I-bis en op grond van artikel 8 Brussel I-bis. De Nederlandse rechter is daarnaast bevoegd op grond van artikelen 2 en 6 Rv. De Nederlandse rechter is daarnaast exclusief bevoegd op grond van artikel 24 lid 1 Brussel I-bis omdat het geschil ziet op een onroerende zaak in Nederland. [eiser in het incident] is geen consument.
2.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
Omdat Welcome In en [verweerster in het incident] in Nederland zijn gevestigd en [eiser in het incident] in [land] woont, is er sprake van een zaak met een internationaal karakter. [eiser in het incident] stelt zich op het standpunt dat niet de Nederlandse rechter maar de rechter in [land] rechtsmacht toekomt. Gelet op de woonplaats van [eiser in het incident] te [plaats 1] in [land] en de vestigingsplaats van Welcome In in Nederland dient de rechtsmacht te worden bepaald aan de hand van Brussel I-bis.
3.2.
Volgens de hoofdregel in artikel 4 Brussel I-bis worden (rechts)personen die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. In beginsel is dus de Duitse rechter bevoegd van dit geschil kennis te nemen. Artikel 5 lid 1 Brussel I-bis bepaalt dat hiervan slechts kan worden afgeweken op grond van de in afdeling 2 tot en met 7 Brussel I-bis gegeven regels.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat, in tegenstelling tot wat Welcome In en [verweerster in het incident] betogen, de Nederlandse rechter geen bevoegdheid kan ontlenen aan artikel 7 lid 1 Brussel I-bis. De verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt is de gestelde verplichting tot het aangaan van een verhuurbemiddelingsovereenkomst en niet het uitvoeren van die nog te sluiten verhuurbemiddelingsovereenkomst. Het aangaan van de verhuurbemiddelingsovereenkomst is geen verbintenis die in Nederland moet worden uitgevoerd. Ook het beroep van [verweerster in het incident] op artikel 24 lid 1 Brussel I bis slaagt niet omdat onderhavig geschil niet gaat om de verhuur van de onroerende zaak maar om de vraag of [eiser in het incident] gehouden is een verhuurbemiddelingsovereenkomst met Welcome In te sluiten dan wel of [verweerster in het incident] gehouden is te bewerkstelligen dat [eiser in het incident] dit doet.
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat zij op grond van artikel 8 lid 1 Brussel I-bis bevoegd is van het geschil kennis te nemen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Uit dit artikel volgt dat [eiser in het incident] ook voor de Nederlandse rechter kan worden opgeroepen indien er een verweerder is die wel woonplaats heeft in Nederland. Daarvoor geldt de voorwaarde dat er tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting. Dit om te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven. Aan die voorwaarde is voldaan. Indien ten aanzien van [eiser in het incident] en [verweerster in het incident] afzonderlijke procedures in Nederland en in [land] zouden worden gevoerd kan immers de ene rechter beslissen dat Welcome In haar vordering wel tegen [eiser in het incident] in kan stellen en [verweerster in het incident] niet hoeft aan te spreken om [eiser in het incident] te bewegen alsnog de verhuurbemiddelingsovereenkomst te sluiten, en de andere rechter kan beslissen dat Welcome In haar vordering niet tegen [eiser in het incident] kan instellen maar bij [verweerster in het incident] dient aan te kloppen. [verweerster in het incident] heeft woonplaats in Nederland en ten aanzien van de exploitatieovereenkomst met Welcome In, waarop Welcome In haar vordering tegen [verweerster in het incident] grondt, woonplaats gekozen in het arrondissement van deze rechtbank, zodat deze rechtbank in beginsel bevoegd is van het geschil kennis te nemen.
3.5.
[eiser in het incident] voert nog aan dat hij consument is in de zin van Brussel I-bis en daarom alleen voor de Duitse rechter gedagvaard kan worden. De Rechtbank stelt vast dat [eiser in het incident] in dit geschil niet is aan te merken als een consument in de zin van Brussel I-bis zodat zij zich ook op die grond niet onbevoegd dient te verklaren. De rechtbank overweegt daartoe dat Afdeling 4 van Brussel I-bis van toepassing is indien is voldaan aan drie voorwaarden, te weten, in de eerste plaats dat een contractpartij een consument is die handelt in een kader dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd; in de tweede plaats dat de overeenkomst tussen deze consument en een beroepsbeoefenaar daadwerkelijk is gesloten, en in de derde plaats dat een dergelijke overeenkomst valt onder een van de in lid 1, onder a tot en met c, van artikel 17 Brussel I-bis bedoelde categorieën. Dit zijn cumulatieve voorwaarden, zodat wanneer aan een van de drie voorwaarden niet is voldaan, de bevoegdheid niet kan worden vastgesteld volgens de regels inzake door consumenten gesloten overeenkomsten (arrest Česká spořitelna, ECLI:EU:C:2013:165, punt 30).
Aan tenminste twee van deze eisen is in deze zaak niet voldaan. Tussen [eiser in het incident] en Welcome In is geen overeenkomst gesloten, de door Welcome In ingestelde vordering ziet er juist op dat alsnog te bewerkstelligen. Welcome In grondt haar vordering tegen [eiser in het incident] op een beding in de tussen [verweerster in het incident] en [eiser in het incident] gesloten overeenkomst. Deze overeenkomst voldoet niet aan de in artikel 17 lid 1 Brusel I-bis genoemde categorieën. Dat [verweerster in het incident] commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in [land] althans zich richt op de Duitse markt, zoals bedoeld in artikel 17 lid 1 onder c, is niet gesteld of gebleken. Dit geschil valt ook niet onder de in artikel 17 lid 1 onder a en b genoemde categorieën zaken.
3.6.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering in het incident zal worden afgewezen. [eiser in het incident] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van Welcome In en [verweerster in het incident] vastgesteld op € 614,00 aan salaris van de advocaten.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt [eiser in het incident] in de kosten van het incident, aan de zijde van Welcome In vastgesteld op € 614,00,
4.3.
veroordeelt [eiser in het incident] in de kosten van het incident, aan de zijde van [verweerster in het incident] vastgesteld op € 614,00,
4.4.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
15 mei 2024voor conclusie van antwoord door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
4.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Thielen en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2024.