In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 april 2024 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de ontbinding van een huurovereenkomst. De eisende partij, de Vereniging met Volledige Rechtsbevoegdheid Laurentius, heeft de gedaagden aangeklaagd wegens huurachterstand. De gedaagden, die een huurachterstand van vier maanden hadden opgebouwd, hebben erkend dat zij in gebreke zijn gebleven met hun betalingsverplichtingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden sinds oktober 2023 weer de lopende huur betalen en dat zij in contact zijn met schuldhulpverlening om de achterstand aan te pakken. De belangen van de minderjarige kinderen die in de woning wonen zijn ook in overweging genomen. De kantonrechter heeft besloten om de huurovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden, met strenge voorwaarden waaronder het tijdig betalen van de huur en het meewerken aan schuldhulpverlening. Indien de gedaagden zich niet aan deze voorwaarden houden, moeten zij de woning ontruimen. De kantonrechter heeft de gedaagden ook veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten.