ECLI:NL:RBZWB:2024:2161

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
10831811 CV EXPL 23-4125 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke ontbinding van huurovereenkomst met strenge voorwaarden voor gedaagden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 april 2024 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de ontbinding van een huurovereenkomst. De eisende partij, de Vereniging met Volledige Rechtsbevoegdheid Laurentius, heeft de gedaagden aangeklaagd wegens huurachterstand. De gedaagden, die een huurachterstand van vier maanden hadden opgebouwd, hebben erkend dat zij in gebreke zijn gebleven met hun betalingsverplichtingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden sinds oktober 2023 weer de lopende huur betalen en dat zij in contact zijn met schuldhulpverlening om de achterstand aan te pakken. De belangen van de minderjarige kinderen die in de woning wonen zijn ook in overweging genomen. De kantonrechter heeft besloten om de huurovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden, met strenge voorwaarden waaronder het tijdig betalen van de huur en het meewerken aan schuldhulpverlening. Indien de gedaagden zich niet aan deze voorwaarden houden, moeten zij de woning ontruimen. De kantonrechter heeft de gedaagden ook veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10831811 \ CV EXPL 23-4125
Vonnis van 3 april 2024
in de zaak van
DE VERENIGING MET VOLLEDIGE RECHTSBEVOEGDHEID LAURENTIUS,
te Breda,
eisende partij,
hierna te noemen: Laurentius,
gemachtigde: LAVG Groningen ,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats] ,
gedaagde partijen,
hierna afzonderlijk te noemen: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of [gedaagden] mag blijven wonen in de woning die zij huurt van Laurentius. [gedaagden] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Laurentius wil daarom dat er een einde komst aan de huurovereenkomst en dat [gedaagden] de woning verlaat. [gedaagden] wil graag in de woning blijven wonen.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 december 2023 met de daarin genoemde stukken;
  • de mondelinge behandeling van 20 februari 2024;
  • de op 5 maart 2024 ontvangen akte van [gedaagden] .
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is op 26 augustus 2022 een huurovereenkomst tot stand gekomen voor de woning aan het [adres] te [plaats] . De verschuldigde huurprijs bedraagt momenteel € 1.068,95 per maand en moet bij vooruitbetaling (voor de eerste van iedere maand) worden betaald.
2.2.
[gedaagden] heeft een huurachterstand opgebouwd die tot en met november 2023 is berekend op een bedrag van € 4.564,97.

3.Het geschil

3.1.
Laurentius vordert - samengevat - uitvoerbaar bij voorraad, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, met veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 5.375,33, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.564,97 vanaf 14 november 2023, een bedrag van € 1.068,95 per maand te rekenen vanaf december 2023 tot de ontruiming, met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
3.2.
Laurentius legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagden] is tekortgeschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting die voortvloeit uit de huurovereenkomst. Laurentius stelt zich op het standpunt dat van haar niet kan worden gevraagd om de huurovereenkomst nog langer voort te zetten.
3.3.
[gedaagden] erkent de huurachterstand. Zij voert aan dat zij sinds oktober weer de lopende huur betaalt. [gedaagde 1] heeft een tijdje bij haar moeder gewoond met haar twee kinderen en ze heeft toen haar ex, [gedaagde 2] , in de woning laten wonen. Momenteel zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bezig met gezinstherapie. [gedaagden] voert aan dat zij lange tijd zonder inkomen heeft gezeten, maar dat wordt nu opgelost met schuldhulpverlening. Zij heeft eerder contact gehad met schuldhulpverlening, maar haar werd toen aangeraden eerst alles op de rit te krijgen op het gebied van financiën. De brieven van Laurentius heeft zij niet ontvangen, omdat deze gericht waren aan [gedaagde 2] en zij het advies had gekregen om die brieven terug te sturen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagden] heeft erkend dat er sprake is van een huurachterstand van € 4.564,97 en dat zij deze nog moet betalen. De kantonrechter zal [gedaagden] daarom veroordelen tot betaling daarvan. De kantonrechter zal ook de hierover gevorderde wettelijke rente (tot en met 14 november 2023 berekend op een bedrag van € 106,74) toewijzen, omdat [gedaagde 1] te laat is met het betalen van deze huurtermijnen.
4.2.
TIWOS heeft ook nog een bedrag van € 703,62 (inclusief btw) gevorderd, omdat zij (incasso)werkzaamheden heeft moeten verrichten om de huurachterstand betaald te krijgen.
De kantonrechter toetst deze vordering aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter oordeelt dat aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan en dat dit bedrag kan worden toegewezen.
[gedaagden] moet betalen
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom € 4.564,97
- verschenen rente tot en met 14 november 2023 € 106,74
- buitengerechtelijke incassokosten
€ 703,62
Totaal € 5.375,33.
Moet [gedaagden] de woning verlaten?
4.4.
Het uitgangspunt is dat [gedaagden] zich als goed huurder moet gedragen. Dit betekent dat zij zich moet houden aan haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, de huurvoorwaarden en de wet. Als zij deze verplichtingen niet nakomt (een tekortkoming), kan dit een reden zijn om de huurovereenkomst te ontbinden. Het is aan de kantonrechter om te beoordelen of de tekortkoming, gelet op de omstandigheden van het geval, waaronder de belangen van partijen, van voldoende gewicht is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen (artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek).
4.5.
Vast staat dat [gedaagden] de huur niet (volledig) heeft betaald en dat er op het moment van dagvaarding sprake is van een huurachterstand van meer dan vier maanden. Dit is een ernstige tekortkoming die in beginsel een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, maar de kantonrechter moet daarbij ook alle omstandigheden afwegen.
4.6.
De kantonrechter overweegt dat [gedaagden] de lopende huur sinds oktober 2023 weer betaalt, waardoor de huurachterstand niet meer verder is opgelopen. Ook is zij (opnieuw) met schuldhulpverlening in contact om een oplossing te vinden voor de huidige huurachterstand. Verder is [gedaagden] momenteel bezig om haar (gezins)leven weer op orde te krijgen met gezinstherapie. Bij een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de gehuurde woning moet de kantonrechter ook rekening houden met de belangen van de twee minderjarige kinderen die in het gehuurde wonen. Een ontruiming van de woning zal een ontwrichtend effect hebben op de situatie binnen het gezin. Het is in de eerste plaats aan [gedaagden] om ervoor te zorgen dat haar kinderen een dak boven het hoofd hebben. Laurentius heeft aangevoerd dat Veilig Thuis betrokken is bij het gezin en van een noodsituatie geen sprake zal zijn bij een ontruiming, omdat Veilig Thuis voor opvang van de kinderen zal zorgdragen. Bovendien – zo voert Laurentius aan – zal [gedaagde 1] met haar kinderen bij haar moeder terecht kunnen. Zij heeft daar eerder onderdak gehad. De kantonrechter constateert dat [gedaagde 1] dat ook zelf in haar verweer aangeeft. Kortom, de kantonrechter is van oordeel dat de belangen van de minderjarige kinderen vooralsnog voldoende ondervangen zijn bij een ontbinding en ontruiming, en daar dus niet aan in de weg staan. Maar vanwege alle genoemde omstandigheden samen, waarbij de belangen van de twee minderjarige kinderen zwaar meewegen, is de kantonrechter van oordeel dat de gevorderde ontbinding en ontruiming met de nevenvorderingen voorwaardelijk moeten worden toegewezen. Dat wil zeggen dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en [gedaagden] de woning moet verlaten als zij zich niet aan de voorwaarden houdt.
Een allerlaatste kans
4.7.
Om de belangen van Laurentius te waarborgen zullen aan deze allerlaatste kans strenge voorwaarden worden verbonden. Volgens Laurentius aanvaardt [gedaagde 1] wel hulp in geval van nood, maar daarna laat zij het weer afweten. Zo meent Laurentius dat [gedaagde 1] al niet meer bij schuldhulpverlening in begeleiding is.
4.8.
De kantonrechter wil daarom benadrukken dat het van belang is dat [gedaagden] de lopende huur blijft betalen en niet opnieuw een huurachterstand laat ontstaan. Maar het is ook heel belangrijk dat [gedaagden] de hulp en begeleiding van schuldhulpverlening accepteert, zodat de huurachterstand kan worden betaald. Het gaat om een aanzienlijk bedrag en daar moet een oplossing voor komen. Dat kan een betalingsregeling zijn waaraan [gedaagde 1] zich moet houden, maar als er nog meer schulden zijn kan dat ook een andere regeling zijn middels schuldhulpverlening waaraan [gedaagde 1] zich zal moeten houden. Daarom zal de kantonrechter aan de ontbinding en ontruiming de volgende voorwaarden verbinden:
  • [gedaagde 1] zal de maandelijkse huur telkens op tijd – dus voor de eerste van de nieuwe maand – betalen;
  • [gedaagde 1] gaat en blijft onder begeleiding van schuldhulpverlening van de gemeente en werkt mee aan een oplossing voor de huurachterstand;
De kantonrechter benadrukt hierbij dat [gedaagden] zich daarbij goed moet realiseren dat een overtreding van één van de voorwaarden automatisch met zich meebrengt dat zij de woning dan alsnog zal moeten ontruimen.
De proceskosten
4.9.
[gedaagden] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Laurentius worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
130,48
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.457,48

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan Laurentius te betalen een bedrag van € 5.375,33, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2023 over € 4.564,97 tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.457,48, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan het [adres] te [plaats] , veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om het gehuurde te ontruimen en te verlaten onder overgave van de sleutels en wat daartoe verder behoort en ter vrije en algehele beschikking van Laurentius te stellen, en veroordeelt [gedaagden] tot betaling van € 1.068,95 per maand, onder voorbehoud van wettelijke toegestane huurverhogingen, te rekenen vanaf van de maand december 2023 tot aan de dag van ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag van opeisbaarheid van deze bedragen tot aan de dag dat de vordering zal zijn voldaan,
indien en zodra aan één of meer van de hieronder geformuleerde voorwaarden wordt voldaan:
[gedaagden] komt haar betalingsverplichting met betrekking tot de maandhuur niet stipt na (de huurbetalingen moeten telkens voor de eerste kalenderdag van iedere maand zijn betaald);
[gedaagden] onttrekt zich aan de begeleiding door schuldhulpverlening of werkt niet mee aan een oplossing voor het betalen van de huurachterstand,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2024.