ECLI:NL:RBZWB:2024:2170

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
10645400 \ CV EXPL 23-2548 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en verweer tegen de hoogte van de vordering

In deze civiele procedure vordert [eiser] B.V. betaling van openstaande facturen door [gedaagde] B.V. De vordering betreft een totaalbedrag van € 24.247,28, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en proceskosten. [eiser] B.V. heeft materialen geleverd aan [gedaagde] B.V. en heeft hiervoor facturen gestuurd, waarvan een deel onbetaald is gebleven. [gedaagde] B.V. heeft betwist dat de facturen correct zijn en heeft aangegeven dat zij in financiële problemen verkeert. De kantonrechter heeft de procedure gevolgd, waarbij onder andere een tussenvonnis is uitgesproken en een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] B.V. de hoogte van de vordering onvoldoende heeft gemotiveerd betwist en heeft geoordeeld dat de vordering van [eiser] B.V. toewijsbaar is. De kantonrechter heeft [gedaagde] B.V. veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief proceskosten, en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10645400 \ CV EXPL 23-2548
Vonnis van 3 april 2024
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] B.V.,
gemachtigde: [gemachtigde] BV,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] B.V.,
procederend bij de heer [naam] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 september 2023
- de brief van de gemachtigde van [eiser] B.V. van 6 november 2023 met het verzoek om schorsing van de procedure
- het bericht van de griffier van 8 november 2023 waarin is medegedeeld dat de kantonrechter geen aanleiding ziet voor schorsing van de procedure
- een akte uitlating doorhaling procedure van [eiser] B.V., waarin zij verzoekt de procedure voort te zetten,
- de mondelinge behandeling van 4 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:
- [eiser] B.V. heeft materialen geleverd aan [gedaagde] B.V. Daarvoor heeft [eiser] B.V. facturen gestuurd aan [gedaagde] B.V. Deze heeft [gedaagde] B.V. deels onbetaald gelaten. De volgende facturen zijn niet betaald:
Factuur
datum
bedrag
[factuurnummer 1]
10-05-2022
€ 7.369,72
[factuurnummer 2]
31-05-2022
€ 2.217,17
[factuurnummer 3]
26-07-2022
€ 14.606,39
- Het totaal openstaande bedrag is € 24.247,28
- Op 29 september 2022 heeft [gedaagde] B.V. [eiser] B.V. per e-mail geïnformeerd over liquiditeitsproblemen van [gedaagde] B.V. [gedaagde] B.V. schrijft dat er een bedrag van € 130.000 in depot staat dat vrijgegeven zal worden na oplevering van de woning waaraan door [gedaagde] B.V. werkzaamheden worden verricht. Zij schrijft daarbij:

Met het vrijkomen van het depot (afbouwgarantie) kunnen dan alle leveranciers betaald worden en de facturen voor de werkzaamheden die vanaf vorige week weer bezig zijn.” [eiser] B.V. verleent [gedaagde] B.V. naar aanleiding hiervan per e-mail van 3 oktober 2022 uitstel van betaling.
- Per e-mailbericht van 17 november 2022 en 13 december 2022 informeert [gedaagde] B.V. [eiser] B.V. dat de oplevering van de woning uitloopt.
- Op 10 februari 2023 stuurt [gedaagde] B.V. een e-mail aan [eiser] B.V. Daarin schrijft zij ondermeer:

Reeds geruime tijd verkeert [gedaagde] B.V. in financieel zwaar weer, waardoor ook uw factuur niet is betaald. […] Naar aanleiding hiervan zijn wij een WHOA-traject gestart. […] Komende tijd ontvangt u hierover meer uitgebreide informatie, met name over wat dit voor u als crediteur betekent.”
- [gedaagde] B.V. heeft niet betaald. Daarom schakelt [eiser] B.V. een gemachtigde in, [gemachtigde] . Deze heeft op 5, 12 en 23 juni 2023 een sommatie gestuurd aan [gedaagde] B.V. voor een bedrag van € 31.288,31. Op 26 juni 2023 is aangekondigd dat [eiser] B.V. voor drie facturen naar de rechter zou gaan en is [gedaagde] B.V. gesommeerd om ter voorkoming van een procedure een bedrag van € 24.997,28 te betalen. Ook dit heeft niet tot betaling door [gedaagde] B.V. geleid.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] B.V. vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] B.V. tot betaling van € 24.247,28, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Daarbij beperkt zij haar totale vordering tot een bedrag van € 24.997,28.
3.2.
[gedaagde] B.V. voert verweer. [gedaagde] B.V. concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] B.V., met veroordeling van [eiser] B.V. in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De standpunten van [eiser] B.V.
4.1.
[eiser] B.V. stelt dat zij materialen heeft geleverd aan [gedaagde] B.V. Er zijn hiervoor meerdere facturen gestuurd, maar [gedaagde] B.V. heeft deze ten onrechte niet betaald. [gedaagde] B.V. heeft aangegeven dat zij de facturen niet kan voldoen en zou met een voorstel komen, maar dat is niet gebeurd. Daardoor was [eiser] B.V. genoodzaakt om een gemachtigde in te schakelen. De kosten die zij hiervoor heeft gemaakt, wil zij van [gedaagde] B.V. vergoed krijgen. [eiser] B.V. beperkt haar hoofdvordering tot de facturen in de dagvaarding, hoewel er eigenlijk nog meer facturen openstaan. Haar totale vordering van hoofdsom en incassokosten beperkt zij tot een bedrag van € 24.997,28.
De standpunten van [gedaagde] B.V.
4.2.
[gedaagde] B.V. betwist de vordering. Weliswaar heeft [gedaagde] B.V. goederen/diensten ingekocht bij [eiser] B.V., maar de kosten waren veel hoger dan vooraf begroot. Daarom vraagt zij [eiser] B.V. om getekende opdracht/afleverbonnen. Tot nu toe heeft zij die niet ontvangen, zodat zij de hoogte van de facturen betwist. Daarnaast verweert [gedaagde] B.V. zich met de stelling dat zij pallets heeft ingeleverd, maar dat die nergens staan vermeld.
Het verweer tegen de hoogte van de vordering slaagt niet
4.3.
Tussen partijen staat vast dat [eiser] B.V. materialen heeft geleverd aan [gedaagde] B.V. [gedaagde] B.V. betwist om meerdere redenen de hoogte van de vordering. De kantonrechter oordeelt dat dat verweer niet slaagt en zal hieronder uitleggen waarom.
4.4.
[eiser] B.V. heeft [gedaagde] B.V. gespecificeerde facturen gestuurd, waarop staat omschreven welke goederen zijn geleverd, op welk adres en op welke dag en de bijbehorende prijs. Omdat de facturen zo gespecificeerd zijn, had van [gedaagde] B.V. verwacht mogen worden dat zij had gespecificeerd welke posten van de facturen zij betwist. Zij mocht niet volstaan met de algemene betwisting van de hoogte van de facturen.
4.5.
Tijdens de zitting heeft [eiser] B.V. in reactie op deze betwisting aangevoerd dat er geen sprake was van een begroting van [eiser] B.V. voor [gedaagde] B.V. [eiser] B.V. werkt met prijslijsten en daarop zijn de facturen gebaseerd. [eiser] B.V. stelt dat [gedaagde] B.V. bij haar nooit bezwaar heeft gemaakt tegen de facturen. De kantonrechter constateert dat in de door [eiser] B.V. overgelegde correspondentie [gedaagde] B.V. de hoogte van de facturen nooit heeft betwist. [gedaagde] B.V. heeft alleen en herhaaldelijk aangegeven dat zij de facturen niet betaalde vanwege liquiditeitsproblemen. Ze heeft de hoogte van de facturen pas voor het eerst in haar conclusie van antwoord betwist. [gedaagde] B.V. heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om tijdens de zitting haar betwisting nader toe te lichten. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [gedaagde] B.V. de hoogte van de facturen onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, zodat aan die betwisting voorbij wordt gegaan.
4.6.
[gedaagde] B.V. heeft verder als verweer tegen de hoogte van de facturen gesteld dat zij pallets heeft ingeleverd bij [eiser] B.V. die niet zijn verrekend. [eiser] B.V. heeft tijdens de zitting betwist dat er nog pallets verrekend moeten worden. Alle ingeleverde pallets staan genoemd en verrekend op facturen die in deze procedure niet aan de orde zijn en er staat geen terug te betalen statiegeld bedrag meer open. [gedaagde] B.V. heeft haar stelling verder niet onderbouwd. De kantonrechter verwerpt daarom dit verweer van [gedaagde] B.V.
4.7.
Gelet op het voorgaande is de gevorderde hoofdsom toewijsbaar tot een bedrag van € 24.247,28.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.8.
[eiser] B.V. vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Zij heeft deze berekend op € 1.017,47, maar vordert een bedrag van € 750,72. Deze gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is bepaald en is dan ook in beginsel toewijsbaar.
Het toe te wijzen bedrag
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat de gevorderde hoofdsom en incassokosten kunnen worden toegewezen. Het totaalbedrag van deze vorderingen is € 24.998,00. [eiser] B.V. heeft haar vordering echter beperkt tot een lager totaalbedrag, namelijk € 24.997,28. Tijdens de zitting heeft [eiser] B.V. bevestigd dat dit laatste bedrag het juiste bedrag is. De kantonrechter zal daarom het uiteindelijk toe te wijzen bedrag beperken tot € 24.997,28.
Proceskosten
4.10.
[gedaagde] B.V. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] B.V. worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
109,44
- griffierecht
1.384,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2,00 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.714,44

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] B.V. om aan [eiser] B.V. te betalen een bedrag van € 24.997,28,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] B.V. in de proceskosten van € 2.714,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] B.V. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2024.