ECLI:NL:RBZWB:2024:2186

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
C/02/419664 / JE RK 24-375
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en vervanging gezinsvoogdijinstelling in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 maart 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2008. De zaak heeft een internationaal karakter, aangezien de minderjarige oorspronkelijk onder toezicht was gesteld door een Arubaanse rechter. De moeder van de minderjarige heeft de Nederlandse nationaliteit en de minderjarige woont sinds december 2023 bij haar in Nederland. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek, omdat de gewone verblijfplaats van de minderjarige inmiddels in Nederland ligt.

De gezinsvoogdijinstelling Fundacion Guia Mi uit Aruba heeft verzocht om vervanging door de Stichting Jeugdbescherming Brabant, omdat de situatie van de minderjarige zorgwekkend is. De moeder heeft aangegeven dat zij geen grip heeft op het gedrag van de minderjarige, die in aanraking is gekomen met politie en justitie en problematisch gedrag vertoont. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ingestemd met het verzoek tot vervanging van de gezinsvoogdijinstelling.

De kinderrechter heeft op basis van de feiten en de mondelinge behandeling geoordeeld dat de gezinsvoogdijinstelling uit Aruba moet worden vervangen door de Stichting Jeugdbescherming Brabant, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit is gedaan in het belang van de minderjarige, gezien de urgente situatie en de zorgen over zijn welzijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/02/419664 / JE RK 24-375
Datum uitspraak: 21 maart 2024
beschikking van de kinderrechter over de vervanging van de gecertificeerde instelling
in de zaak van
FUNDACION GUIA MI, gevestigd te Oranjestad te Aruba,
hierna te noemen: de gezinsvoogdijinstelling te Aruba,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, locatie Etten-Leur,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 23 februari 2024;
  • de e-mail van de procesregisseur Jeugd van de gemeente Breda van 29 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 maart 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord:
- de moeder, bijgestaan door een tolk in de Spaanse taal;
- een vertegenwoordigster van de Raad.
Hoewel correct opgeroepen zijn de GI en de gezinsvoogdijinstelling te Aruba niet verschenen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover op 18 maart 2024 een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 27 juni 2023 van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 27 juni 2024, waarbij een gezinsvoogd is benoemd, en is de plaatsing van [minderjarige] in het Orthopedagogisch Centrum voor de duur van een jaar bevolen.
2.4.
De moeder heeft (in ieder geval) de Nederlandse nationaliteit. [minderjarige] heeft de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
De gezinsvoogdijinstelling te Aruba verzoekt de kinderrechter om de gezinsvoogdijinstelling te Aruba, die de ondertoezichtstelling uitvoert, te vervangen door Stichting Jeugdbescherming Brabant.

4.De standpunten

4.1.
De gezinsvoogdijinstelling te Aruba heeft ter onderbouwing van het verzoek aangegeven dat [minderjarige] naar aanleiding van een strafbaar feit via het Openbaar Ministerie is opgenomen bij het orthopedagogisch Centrum en onder toezicht is gesteld. De moeder is op 7 september 2023 vanuit Aruba onverwacht vertrokken naar Nederland. Ze heeft regelmatig contact gehad met de gezinsvoogd en de groepsleiding van het Orthopedagogisch Centrum. Omdat [minderjarige] zijn moeder miste en zijn gedrag in het Orthopedagogisch Centrum achteruit ging, is besloten om [minderjarige] naar Nederland te laten gaan. [minderjarige] is op 10 december 2023 naar Nederland vertrokken. In het Orthopedagogisch Centrum deed [minderjarige] het met medicatie goed. Hij was alleen af en toe opstandig en snel beïnvloedbaar. [minderjarige] is gediagnosticeerd met ADHD. Hij heeft gedragsproblematiek en is meermaals in aanraking gekomen met de politie en justitie. De moeder heeft intensieve begeleiding nodig in de opvoeding van [minderjarige] . Ze heeft geen grip op het gedrag van [minderjarige] . Het is noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling in Nederland wordt uitgevoerd. Uit de overgelegde bereidverklaring van 4 december 2023 blijkt dat de GI bereid is de ondertoezichtstelling over te nemen.
4.2
[minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat hij het goed vindt als er in Nederland een jeugdbeschermer wordt aangesteld.
4.3
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij geen grip heeft op [minderjarige] . Het gaat helemaal niet goed met hem in de thuissituatie. [minderjarige] gebruikt alcohol en drugs. Hij doet waar hij zin in heeft. Ze weet op dit moment ook niet waar hij is. Op Aruba kreeg [minderjarige] medicatie, maar nu gebruikt hij dat niet. [minderjarige] is erg agressief. Hij slaat haar, heeft haar andere zoon bedreigd met een mes en hij bedreigt haar. Het gaat daarom ook niet goed met haar. De moeder acht het noodzakelijk dat [minderjarige] uit huis gaat om hulp te krijgen. Ze is er mee eens dat de ondertoezichtstelling in Nederland uitgevoerd zal worden door de GI.
4.4
Namens de Raad is ingestemd met het verzoek. Gezien de grote zorgen die er omtrent [minderjarige] en over de thuissituatie zijn zal de Raad direct contact opnemen met de GI. Er is sprake van een spoedeisende crisissituatie. Er is directe inzet van de GI nodig.

5.De beoordeling

Internationale bevoegdheid

5.1.
Vanwege het feit dat [minderjarige] op Aruba onder toezicht is gesteld, draagt deze zaak een internationaal karakter. Daarom dient de rechtbank ambtshalve vast te stellen of de rechtbank internationaal bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek, en zo ja, welk recht van toepassing is op het verzoek.
5.2.
Uit het verzoek van de gezinsvoogdijinstelling te Aruba volgt dat het verzoek te kwalificeren is als een kwestie van ouderlijke verantwoordelijkheid. Hiermee valt het verzoek binnen het materieel toepassingsgebied van artikel 1 lid 1 sub a van de Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (herschikking) (hierna: de Brussel II-
terVerordening). Aangezien het verzoek na 1 augustus 2022 is ingediend is de Brussel II-
terVerordening temporeel van toepassing. Met uitzondering van artikel 10 Brussel II-
terVerordening, is de Brussel II-
terVerordening slechts formeel van toepassing indien het kind gewone verblijfplaats heeft op het grondgebied van een EU-lidstaat. De rechtbank stelt vast dat de gewone verblijfplaats van [minderjarige] inmiddels in Nederland ligt en redeneert daartoe als volgt.
5.3.
Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie, alsmede de Hoge Raad, stemt de gewone verblijfplaats van een minderjarig kind overeen met de plaats die een zekere integratie in een sociale en familieomgeving tot uitdrukking brengt. Daartoe moet onder meer rekening worden gehouden met de duur, de regelmatigheid, de omstandigheden en de redenen van het verblijf waaronder het naar school gaan, de talenkennis en de familiale en sociale banden van het kind in die staat (zie arrest 2 april 2009,
A, C-523/07, ECLI:NL: EU:C:2009:225).
5.4.
[minderjarige] verblijft sinds december 2023 bij zijn moeder in Nederland. [minderjarige] staat sindsdien ook ingeschreven in Nederland. De moeder draagt het eenhoofdig ouderlijk gezag over hem. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het de bedoeling is dat [minderjarige] in Nederland blijft. De moeder woont en werkt in Nederland. Uit deze omstandigheden blijkt dat het centrum van [minderjarige] belangen zich in Nederland bevindt. Dit brengt mee dat de Brussel II-
terVerordening formeel van toepassing is, en bovendien dat de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek op grond van artikel 7 lid 1 Brussel II-
terVerordening.
5.5.
Aangezien [minderjarige] in [woonplaats] woont, is de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, relatief bevoegd kennis te nemen van het verzoek.
Toepasselijk recht
5.6.
Het toepasselijk recht dient te worden vastgesteld aan de hand van het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, Trb. 1997, 299, oftewel het Haag Kinderbeschermingsverdrag 1996 (hierna: HKBV 1996). Op grond van artikel 15 HKBV 1996 wordt het Nederlands recht toegepast op het verzoek.
Inhoudelijke beoordeling van het verzoek
5.7.
Op grond van artikel 40 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden kunnen vonnissen door de rechter in Aruba gewezen in het gehele Koninkrijk ten uitvoer worden gelegd, met inachtneming van de wettelijke bepalingen van het land waar de tenuitvoerleggingen plaatsvindt. Dat betekent dat de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 27 juni 2023, waarin [minderjarige] onder toezicht is gesteld, ten uitvoer kan worden gelegd in Nederland.
5.8.
Op grond van artikel 1:259 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter, op verzoek van de gezinsvoogdijinstelling die het toezicht heeft, die gezinsvoogdijinstelling vervangen door een andere gecertificeerde instelling.
5.9
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is naar het oordeel van de kinderrechter vast komen te staan dat de gezinsvoogdijinstelling te Aruba, die nu belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, moet worden vervangen door de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, omdat [minderjarige] en de moeder zich in Nederland hebben gevestigd. De GI heeft zich bereid verklaard de uitvoering van de ondertoezichtstelling op zich te nemen.
5.1
De kinderrechter wil de nadruk leggen op de grote zorgen die er omtrent [minderjarige] zijn.Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder zeer ernstige zorgen over [minderjarige] gedrag geuit. Zij heeft aangegeven geen grip meer op hem te hebben. De procesregisseur Jeugd van de gemeente Breda heeft per e-mail van 29 februari 2024 ook aangegeven dat de situatie van [minderjarige] als urgent wordt beschouwd, gezien de gedragsproblematiek van [minderjarige] en het ontbreken van gepaste huisvesting. De procesregisseur benoemt zeer zorgelijk gedrag van [minderjarige] , namelijk in de nacht wegblijven, blowen, drinken en verbale agressie. De kinderrechter maakt zich ernstig zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] en de (on)veiligheid in de thuissituatie.
De kinderrechter verzoekt aan de GI, gezien deze situatie, om deze zaak met grote spoedeisendheid op te pakken om zicht te krijgen op [minderjarige] en de thuissituatie.
5.11
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het in het belang van [minderjarige] is dat deze beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.12
De kinderrechter neemt derhalve de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
vervangt de gezinsvoogdijinstelling Fundacion Guia Mi te Aruba door de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Etten-Leur;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024 door mr. Hamburger, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verger-Maas als griffier, en op schrift gesteld op 25 maart 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.