ECLI:NL:RBZWB:2024:2193

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
RK 23-027013
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klaagschrift inzake inbeslagname van een voertuig op grond van artikel 552a Sv

Op 20 maart 2024 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een klaagschrift behandeld dat was ingediend door een klager, geboren in 2004, die de teruggave van zijn in beslag genomen Seat Ibiza verzocht. De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.J.J. van Rijsbergen, stelde dat hij eigenaar was van het voertuig dat op 28 oktober 2023 in beslag was genomen. Hij voerde aan dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen de teruggave, vooral gezien zijn jonge leeftijd en de waarde van de auto van € 2.500,-. De klager was niet verschenen bij de behandeling van het klaagschrift.

De officier van justitie, mr. J.A. Castelijn, betoogde echter dat het belang van strafvordering zich wel verzet tegen teruggave, gezien de recidive van de klager met betrekking tot rijden zonder rijbewijs. De rechtbank overwoog dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan worden gevergd om in te gaan op de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak. De rechtbank concludeerde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de Seat zal bevelen, vooral gezien het strafblad van de klager.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat de inbeslagname van de Seat blijft voortduren. Deze beslissing werd schriftelijk bevestigd en is een bevestiging van de uitspraak in de openbare raadkamer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 96-285156-23
raadkamernummer : 23-027013
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.J.J. van Rijsbergen advocaat te Breda, (Postbus 4650, 4803 ER Breda),
hierna te noemen: de klager, tevens beslagene.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 28 oktober 2023 onder klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen hem in beslag is genomen: een personenauto van het Seat Ibiza, gekentekend [kenteken] (hierna: de Seat);
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 28 oktober 2023 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 20 maart 2024. Gehoord zijn de officier van justitie mr. J.A. Castelijn, en mr. E. van de Rakt als gemachtigd waarnemend raadsvrouw van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager eigenaar is van de op 28 oktober 2023 onder hem inbeslaggenomen Seat en dat hij wordt bezwaard door de inbeslagneming en het voortduren daarvan, alsmede door het uitblijven van een last tot teruggave. Klager meent dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen de gevraagde teruggave. Gezien de jonge leeftijd van klager, alsmede de waarde van het voertuig (€ 2.500,-) is een verbeurdverklaring volstrekt niet proportioneel. Het is bij die stand van zaken hoogst onwaarschijnlijk dat een verbeurdverklaring van de Seat zal volgen.
De raadsvrouw heeft in aanvulling op het klaagschrift in raadkamer aangevoerd dat klager op dit moment bezig is met het behalen van zijn rijbewijs. Hij wenst teruggave van de Seat, omdat hij die nodig heeft voor zijn werk als zzp-er bij een schoonmaakbedrijf. Zodra hij zijn rijbewijs heeft behaald, wil hij de auto gebruiken om zijn werkzaamheden te kunnen uitvoeren.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en zich op het standpunt gesteld dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de Seat aan klager. De hardnekkige recidive met betrekking tot het rijden zonder rijbewijs als ook de waarde van de Seat in aanmerking nemend acht hij het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de Seat later verbeurdverklaard zal worden. Het klaagschrift dient daarom ongegrond te worden verklaard.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is van oordeel dat het niet hoogst waarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de Seat zal bevelen. Zij kent bij dat oordeel veel gewicht toe aan het strafblad van verdachte waaruit veelvuldige recidive blijkt. De rechtbank zal het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag daarom ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is een schriftelijke bevestiging van de uitspraak in de openbare raadkamer van 20 maart 2024, gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).