ECLI:NL:RBZWB:2024:2202

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
RK 23-028307
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op motorfiets met vals voertuigidentificatienummer en verzoek tot teruggave

Op 2 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klager, die in 2018 een motorfiets had gekocht, verzocht om teruggave van de in beslag genomen motor. De motor was in beslag genomen op 1 augustus 2023, omdat er verdenking bestond dat deze was voorzien van een vals voertuigidentificatienummer (VIN-nummer) en dat onderdelen van de motor als gestolen waren gesignaleerd. De klager stelde dat hij de motor te goeder trouw had gekocht van een onbekende verkoper en dat hij niet op de hoogte was van de diefstal van de onderdelen. De officier van justitie betoogde echter dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen teruggave, omdat het niet onwaarschijnlijk was dat de motor later onttrokken zou worden aan het verkeer. De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ongegrond was, omdat het veiligstellen van de belangen waarvoor de inbeslagneming was toegestaan, het voortduren van het beslag noodzakelijk maakte. De rechtbank baseerde haar beslissing op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat voertuigen met een vals VIN-nummer niet in het verkeer mogen worden gebracht. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond en bevestigde de inbeslagname van de motor.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
raadkamernummer : 23-028307
datum : 20 maart 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager] ,geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] ,,
wonende op het adres [woonadres] ,
hierna te noemen: de klager, tevens beslagene.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 1 augustus 2023 onder klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen hem in beslag is genomen: een motor, merk Harley Davidson, voorzien van [kenteken] (hierna: de motor);
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 8 november 2023 ter griffie van deze rechtbank;
  • het schriftelijke standpunt van het Openbaar Ministerie;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 20 maart 2024. Gehoord zijn de officier van justitie mr. J.A. Castelijn, en klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager stelt eigenaar te zijn van de inbeslaggenomen motor. Hij heeft deze in 2018 te goeder trouw gekocht van een jongen die hij had ontmoet in een Harley Davidson winkel. Die jongen was de eigenaar van de motor en wilde hem verkopen, omdat hij een nieuwe had gekocht. In augustus 2023 kreeg klager een brief van de RDW dat hij de motor voor nader onderzoek bij de RDW moest langsbrengen. Uit dat onderzoek bleek dat de motor jaren geleden gestolen was. Klager heeft dezelfde motor eerder bij de RDW op naam laten zetten en toen was er niets aan de hand.
Klager heeft in aanvulling op het klaagschrift in raadkamer aangevoerd dat de jongen van wie hij de motor heeft gekocht een dakdekkersbedrijf heeft. Dat is het enige wat hij van de jongen weet. Hij heeft wel zijn kaartje aan klager gegeven, maar die kan klager niet meer terugvinden. Klager heeft de motor voor 13.000 euro gekocht. De jongen gaf bij het afleveren van de motor aan dat hij het prima vond als klager hem in contanten zou betalen. Klager vond dat niet vreemd. Hij vond de prijs redelijk. Hij heeft niet gecontroleerd of de motor technisch in orde was. Hij heeft daar weinig verstand van. De jongen had aangegeven dat de motor in orde was en ook net nog een beurt had gehad. Klager wist niet dat onderdelen van de motor van diefstal afkomstig waren. Hij heeft de motor te goeder trouw gekocht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen teruggave van de motor aan klager nu het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de motor later onttrokken zal worden aan het verkeer. Na onderzoek bleek het te gaan om een omgekatte motor die bestond uit gestolen onderdelen. De Hoge Raad heeft hierover gezegd dat het ongecontroleerde bezit van een omgekat voertuig in strijd is met het maatschappelijk belang. De officier is van mening dat er ook geen aanleiding is om klager financieel tegemoet te komen, nu de aankoop van de motor voor eigen risico was. Het grootste deel van de schade volgt uit het onverkoopbaar zijn van de motor en niet uit de eventuele onttrekking aan het verkeer. De officier van justitie heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag uit 2019 (ECLI:2019:3702).

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De onderhavige motorfiets is op 1 augustus 2023 in beslag is genomen, omdat de verdenking bestond dat het voertuig was voorzien van een vals voertuigidentificatienummer (hierna: VIN-nummer). Na nader onderzoek is dit door het Landelijk Informatiecentrum Voertuigencriminaliteit (LIV) ook daadwerkelijk vastgesteld. Voorts is gebleken dat het motorblok en de versnellingsbak horen bij een andere motorfiets van het merk Harley Davidson en dat deze onderdelen sinds 2012 als gestolen gesignaleerd staan.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 11 november 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AL6178) volgt dat voertuigen met een vals VIN-nummer niet in het verkeer gebracht mogen worden, omdat het ongecontroleerde bezit van een dergelijk voertuig in strijd is met het algemeen belang. Nu niet in geschil is dat het in het onderhavige geval gaat om een omgekatte motor, acht de rechtbank het dan ook niet hoogst onwaarschijnlijk dat later een onttrekking aan het verkeer van de motor zal volgen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 2 april 2024 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).