ECLI:NL:RBZWB:2024:2204

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
RK 23-018627
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding voor kosten rechtsbijstand na sepot op grond van artikel 530 Sv

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, geboren in 1975, had een verzoek ingediend voor een vergoeding van € 3.162,11 voor rechtsbijstandskosten en € 340,00 voor de indiening van het verzoekschrift. Het Openbaar Ministerie heeft op 15 maart 2024 haar aanvankelijke conclusie herzien en stelde voor om het verzoek toe te wijzen tot een bedrag van € 3.032,50, na vermindering van de kosten na sepotbeslissing tot 0,5 uur. De rechtbank heeft het verzoek op 20 maart 2024 in openbare raadkamer behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. J.A. Castelijn, aanwezig was, maar de verzoeker en zijn advocaat niet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedeclareerde uren vóór het sepot voldoende onderbouwd waren en redelijk voorkwamen. Voor de uren na sepot werd een tijdsbesteding van 30 minuten als billijk beschouwd. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om een totaalbedrag van € 3.372,50 toe te kennen, bestaande uit € 3.032,50 voor rechtsbijstand en € 340,00 voor de indiening van het verzoekschrift. Deze beslissing is genomen door mr. E.B. Prenger, rechter, in aanwezigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken tijdens de openbare zitting op 2 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-029583-23
raadkamernummer : 23-018627
datum : 20 maart 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. R.A. Oliemans advocaat te Roosendaal, (Brugstraat 44, 4701 LJ Roosendaal),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 3.162,11, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving van sepot van 8 mei 2023;
  • de gewijzigde schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie van 15 maart 2023;
  • de telefonische en schriftelijke reactie van de advocaat van 19 maart 2023.
Het Openbaar Ministerie heeft op 15 maart 2024 haar aanvankelijk schriftelijke conclusie herzien, in die zin dat het verzoek kan worden toegewezen tot een bedrag ter hoogte van
€ 3.032,5 (vermindering van de kosten na sepotbeslissing tot een 0,5 uur), te vermeerderen met de forfaitaire kosten voor de indiening dan wel behandeling van het verzoek.
De rechtbank heeft naar aanleiding van de herziene schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie aan de advocaat van verzoeker gevraagd of verzoeker - wegens het geringe verschil tussen de verzochte vergoeding en het door het Openbaar Ministerie toewijsbaar geachte bedrag - akkoord gaat met een pro-formabehandeling, waarbij hij en verzoeker niet in raadkamer hoeven te verschijnen.
De advocaat heeft telefonisch en in een schriftelijke reactie op de herziene conclusie van het Openbaar Ministerie te kennen gegeven de vermindering als door het Openbaar Ministerie voorgesteld voor lief te nemen en in te stemmen met een pro forma behandeling van het verzoek. Daarbij heeft hij ten behoeve van de rechtbank het verzoek nog nader onderbouwd door kort uiteen te zetten waarom in de onderliggende strafzaak de noodzakelijk juridische begeleiding van verzoeker de nodige tijd heeft gevraagd.
De rechtbank heeft het verzoekschrift op 20 maart 2024 in openbare raadkamer behandeld, waarbij de officier van justitie mr. J.A. Castelijn is verschenen. Verzoeker en de advocaat zijn hierbij niet verschenen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek kan worden toegewezen tot een bedrag ter hoogte van € 3.032,50. Daarbij heeft hij de uren die na sepot zijn geschreven teruggebracht tot 0,5 uur.
De rechtbank is van oordeel dat de gedeclareerde uren die vóór het sepot aan de zaak zijn besteed, in voldoende mate zijn onderbouwd en redelijk en billijk voorkomen. Ten aanzien van de gedeclareerde uren ná sepot overweegt de rechtbank dat het evident is dat advocaten na een kennisgeving sepot nog handelingen moeten verrichten om een procedure af te sluiten. Hieronder vallen altijd het informeren van de cliënt en het hiervoor al genoemde sluiten van het dossier. De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat een tijdsbesteding van 30 minuten als billijk kan worden aangemerkt voor deze nakosten. Zij heeft bij de bepaling van dit uitgangspunt rekening gehouden met de informatie uit urenspecificaties die haar ambtshalve bekend is. Een tijdsbesteding tot en met 30 minuten komt daarom voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal in totaal een bedrag van € 3.032,50 aan kosten van rechtsbijstand toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 3.372,50, bestaande uit:
- € 3.032,50 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 3.372,50zal worden overgemaakt op [rekeningnummer]
ten name van Stichting Beheer Derdengelden OJV advocaten te Roosendaal, onder vermelding van “ [verzoeker] /OM 530 Sv”.
Deze beslissing is op 2 april 2024 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).