ECLI:NL:RBZWB:2024:2205

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
RK 23-019391
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding voor kosten rechtsbijstand ex artikel 530 Sv

Op 2 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, uitspraak gedaan in een verzoek tot toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.D.M. van Oers, had een vergoeding van € 2.536,34 aangevraagd voor rechtsbijstandskosten en een forfaitaire vergoeding van € 340,00 voor de indiening van het verzoekschrift. Het Openbaar Ministerie heeft op 15 maart 2024 haar standpunt herzien en stelde voor om de vergoeding te verlagen tot € 2.465,95, waarbij de kosten voor jurisprudentieonderzoek in mindering werden gebracht. De rechtbank heeft de zaak op 20 maart 2024 in openbare raadkamer behandeld, waarbij de officier van justitie mr. J.A. Castelijn aanwezig was, maar verzoeker en zijn advocaat niet. De rechtbank oordeelde dat de tijd die besteed was aan het bestuderen van jurisprudentie bovenmatig was, gezien de beperkte complexiteit van de zaak. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot vergoeding toegewezen tot een totaalbedrag van € 2.805,95, bestaande uit € 2.465,95 voor kosten van rechtsbijstand en € 340,00 voor de indiening van het verzoekschrift. De beslissing is genomen door rechter mr. E.B. Prenger en griffier mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 april 2024. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-028312-23
raadkamernummer : 23-019391
datum : 20 maart 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. P.D.M. van Oers advocaat te Roosendaal, (Bovendonk 11A, 4707 ZH Roosendaal),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 2.536,34, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het aantekening mondeling vonnis van 20 juli 2023, waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de gewijzigde schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie van 15 maart 2023;
  • de telefonische en schriftelijke reactie van de advocaat van 19 maart 2023.
Het Openbaar Ministerie heeft op 15 maart 2024 haar aanvankelijk schriftelijke conclusie herzien, in die zin dat het verzoek kan worden toegewezen tot een bedrag ter hoogte van
€ 2.465,95 (vermindering van kosten voor jurisprudentieonderzoek), te vermeerderen met de forfaitaire kosten voor de indiening dan wel behandeling van het verzoek.
De rechtbank heeft naar aanleiding van de herziene schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie aan de advocaat van verzoeker gevraagd of verzoeker - wegens het geringe verschil tussen de verzochte vergoeding en het door het Openbaar Ministerie toewijsbaar geachte bedrag - akkoord gaat met een pro-formabehandeling, waarbij hij en verzoeker niet in raadkamer hoeven te verschijnen.
De advocaat heeft naar aanleiding van het gewijzigde standpunt van het Openbaar Ministerie bericht dat verzoeker zich verenigt met het standpunt van het Openbaar Ministerie en dat gelet op beide standpunten het verzoekschrift pro-forma kan worden behandeld.
De rechtbank heeft het verzoekschrift op 20 maart 2024 in openbare raadkamer behandeld, waarbij de officier van justitie mr. J.A. Castelijn is verschenen. Verzoeker en de advocaat zijn hierbij niet verschenen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding van kosten rechtsbijstand kan worden toegewezen tot een bedrag ter hoogte van € 2.465,95, waarbij de uren die zien op jurisprudentieonderzoek in mindering zijn gebracht.
In beginsel mag van specialisten en ook jonge advocaten worden verwacht dat zij beschikken over de nodige algemene kennis op hun vakgebied en geen kosten voor bestudering van jurisprudentie in rekening brengen. Gelet op dit uitgangspunt en mede gelet op de omvang van het dossier en de beperkte complexiteit daarvan is de rechtbank van oordeel dat de tijd die thans voor de bestudering van jurisprudentie is geschreven bovenmatig is. Zij zal conform het standpunt van de officier van justitie deze uren dan ook in mindering brengen op de verzochte vergoeding en acht het verzoek toewijsbaar tot een bedrag van € 2.465,95.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.805,95, bestaande uit:
- € 2.465,95 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.805,95zal worden overgemaakt op [rekeningnummer]
ten name van Stichting Beheer Derdengelden Stichting Beheer Derdengelden Van de Luijtgaarden Advocaten B.V., onder vermelding van “ [dossiernummer] /OM 530 Sv”.
Deze beslissing is op 2 april 2024 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).