Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 7.439,01, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 14 juli 2023 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
- het gewijzigde schriftelijke standpunt van het Openbaar Ministerie van 15 maart 2024.
(op basis van de standaarduren die de Raad voor Rechtsbijstand hanteert voor een zaak die voor de politierechter komt) het uitgangspunt is. De officier van justitie ziet in het dossier van slechts 28 pagina’s en in de vorderding van de benadeelde partij niet terug dat er sprake is van een dermate bijzonderheid of complexiteit die maakt dat de gedeclareerde uren boven de als standaard geldende 14 uren vallen en ten behoeve van de staatskas dienen te komen.
2.De beoordeling
€ 680,00toegekend.
3.De beslissing
€ 4.321,47zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Jahae Advocaten te Amsterdam, onder vermelding van “ [dossiernummer] ( [verzoeker] /530 Sv)”.